Alle de gedichten. Deel 2
(1881)–Anna Roemer Visscher– Auteursrechtvrij
[pagina 293]
| |||
[pagina 295]
| |||
LUDOVICUS Nonnius, zoon van een Antwerpschen geneesheer uit Portugal, (Alvari Medici Lusitani Filius noemt hem Valerius Andreas), was zelf geneeskundige, maar niet alleen dit, ook geschiedkundige en dichter, waar hij, in sedert 1607 te Antwerpen gedrukte werken, bewijs van gaf. Hij leefde nog en had gedichten voor de pers gereed, toen Valerius Andreas in 1643 zijn Bibliotheca Belgica uitgafGa naar voetnoot1), en wij wagen niet te veel in dezen, in meer dan één opzicht, priester van Apollo, den man te zien, die boven andere tot haar arts verkoren, in 1645 het voorrecht | |||
[pagina 296]
| |||
had, onze dichteres uit een ernstige krankte op te richten, haar bij een laatst bezoek aan Antwerpen overkomen.
| |||
[pagina 297]
| |||
Aen den hoogh Geleerden wel Eervaren Docktor Nonnius.Is daer wel een Schat op Aerdt
Meerder als Gesontheijt waerdt?
Watmen heeft dat soumen geven,
Alsmen van de Coorts moet beeven,
Alsmen krijt door groote pijn,
Van het schromlijck flerecijn,
Mach oock Croesus Rijckdom baten?
Can hem helpen groote staten?
Heeft de Eer Of Princen gunst
Of vermaertheijt wel de Cunst?
Neen! maer naerstich gaet men soecken
Die bedreeven jn de boecken,
Van Galenus en sijn Maet,
D'oorsaeck van de Sieckt verstaet.
Die uijt Cruyden, Droogen, Gommen,
Vruchten, Saeden, blaen, en blommen,
| |||
[pagina 298]
| |||
Weet te trecken dat gewis
Goet tot ijder quale is.
Is dan niet wel waert te loven
Dat de Rijckdom gaet te boven?
Wijse Nonni, waerde Man,
Die de Cunst ten vollen Can,
Soo Geleert, en soo Eervaeren,
Die van Jong, tot grijse haeren,
Met opmercking hebt gelet,
Watter menich hiel jn t'bedt.
O wat Oordel moeter weesen,
Om de Crancken te Geneesen
Dat ick aen mij self bevondt,
Doe jck wert van sieck Gesont.
Met wat goet Can jck V loonen?
Met wat Croon, can ick V Croonen?
Neemt jn danck een dancbaer hert
Dat V Op Geoffert wert
van anna roemers.
Ao. 1645.
|
|