Alle de gedichten. Deel 2
(1881)–Anna Roemer Visscher– Auteursrechtvrij
[pagina 257]
| |
[pagina 259]
| |
ZES regels in den maatval van haar vaders Quicken geven ons een denkbeeld van den duur van Anna's verblijf te midden der Antwerpsche vrienden in 1640 en van den prijs, dien men er op stelde. Dat zij er haar diamantstift had medegebracht en niet liet rusten, blijkt op het Museum Plantijn-Moretus uit de minuut van een door Balthasar Moretus in 't Latijn geschreven brief aan den letterkundigen Bartholomeus de los Rios te Brussel, wien zij een met haar naam en zinspreuk door haar beschreven glas had doen toekomen, zich bereid betoonende tot meer en uitvoeriger van dezen aard;Ga naar voetnoot1) - dat zij eerst in Fe- | |
[pagina 260]
| |
bruari van het volgende jaar naar Brussel vertrok, blijkt er uit twee ‘brieven van Recommandacij’, almede van Moretus, den eenen in 't Fransch aan Matthieu de la Morgue, abbé de St. Germain, insgelijks een man van letteren, den anderen in 't Latijn aan zijn vriend Philips Chifflet, abbé de Balerne, beiden van den 14den van die maand. Dat zij zich niet altijd haastte van zulke brieven gebruik te maken, moet men opmaken uit den min of meer geraakten toon, waarop laatstgenoemde, in zijn antwoord van 7 Maart, van den hem toegedachten gewaagt: ‘il y a fort peu de jours que Mad11e Romers prit la peine de me la délivrer. Je l'avois desjà veue plusieurs jours auparavant avec Monsieur le Prevost de Harlebeck (Mr. de St. Germain-Math. de Morgues) qui a promis de l'assister à son temps, que ladite damoiselle dit n'estre encore venu.’ Nog iets blijkt uit deze ‘brieven van Recommandacij’, te weten dat de begaafde vertolkster der Emblesmes van Georgette de Montenay, ook hier als Nederlandsche Sappho voorgesteld, den moed miste om het Fransch, dat zij uitnem end verstond, ook in het gesprek te gebruiken, en ook, van wien zij het geleerd had. Moretus schrijft aan den abt de St. Germain. ‘Elle entend assez de françois, ainsi qu'elle scait traduire de vers du françois en flamand, mais n'ose parler;’ aan den abt de Balerne: ‘Gallicam linguam satis intelligit, a Banirio, Angliae isthic legato, olim edocta, sed non satis loquitur, vel audet loqui, at facile aliquis e R.V. nepotibus interpretis vices sup plebit.’ Met het Italiaansch, waarin zij ook misschien zoo ver niet was als zuster Tesselschade, zal het allicht hetzelfde geweest zijn. | |
[pagina 261]
| |
Epigramma.Die van Antwerpen die beleefde Nacij
Vaerdichde mij strack af met brieven van Recommandacij
Aen die van Brussel, en seyden mits diên
dat sij de Hollanders niet wel en mochten siên.
Vindt het recht anders want na vijftien weeken tijt
Houden my noch gaende, om niet te werden quijt.
|
|