Alle de gedichten. Deel 2
(1881)–Anna Roemer Visscher– Auteursrechtvrij
[pagina 251]
| ||
[pagina 253]
| ||
PATER Johannes Mantellius (Jan Mantels), in 1636 aan de Hoogeschool te Douai tot Licentiaat in de Godgeleerdheid bevorderd, was in 1599 te Hasselt geboren en thans aldaar prior der Augustijnen, maar ook visitator van de toen, behalven een deel van Duitschland, al de Nederlanden omvattende provincie zijner orde. Het was misschien in die hoedanigheid, dat hij in het jaar 1640 te Antwerpen tegenwoordig was, waar hij in 1630 prior was geweest, en waar hij, die vroeger en later veel geschreven heeft, juist nu zijn Ars artium, sive de regimine Sanctimonialium Diatribe in 't licht deed verschijnen. Het Museum Plantijn-Moretus bewaart van hem een eigenhandig geschreven vers ‘Op den gouden passerGa naar voetnoot1) van den werelt door vermaerden boeckdrucker Chris- | ||
[pagina 254]
| ||
toffel Plantyn tot syne neef d'Heer Balthazar Moretus, in 't beginsel van 't nieu jaer 1641, hetwelk ons doet vermoeden dat hij er 't jaar uit vertoefd heeft, en bewijst dat de, om zijne welsprekendheid, met zoo grooten toevloed te Antwerpen en te Brussel gehoorde man ook de dichtpen voerde. Mantellius overleed hoogbejaard, in de stad zijner geboorte (1676).
| ||
[pagina 255]
| ||
Aen den e pater Johanni Mantellio
| ||
[pagina 256]
| ||
sijn eijgen sinnelijckheijt die wint
dat hij de soete vreede vint.
Geluckich Man! die vol van vreucht
bemantelt met de waere Deucht
de Paijs omhelst. gedenckt ons och
Bidt voor ons arme soeckers doch.
Antwerpen, Ao 1640.
|
|