Alle de gedichten. Deel 2

[p. 239]

Aan Johannes Hemelaer.
1640.

Naar het Handschrift. Letterjuweel, 24.

[p. 241]

IOHANNES Hemelaer, Kanunnik van Onze Lieve Vrouwen Kerk te Antwerpen, was een Noordnederlander van afkomst, immers geboren in 's Gravenhage. Hij was een geletterd man, in de classieke schrijvers wel ervaren, zelf latijnsch dichter, die onze dichteres bijzonder lief moet zijn geweest om zijne belangstelling in het lot van de Groot, zoo wel gebleken in zijn Paraeneticon Angeli custodis ad Hugonem Grotium super nupero ejus carcere, in 1621 van hem in 't licht verschenen. Balthasar Moretus was er de drukker van geweest, en derhalve alleszins in de gelegenheid haar met den achtenswaarden, nu zestigjarigen man¹⁾ in aanraking te brengen.

v.d. Aa, Biograph. Woordenb. der Nederll.

Peerlkamp, De vita Neerland: qui carmine latin. scrips. p. 376.

1) Hemelaer was geb. in 1580; hij overleed 1651.

[p. 242]

Aen den godtvruchtigen heere Hemelaer
Canonick van onse Lieve vrouwen kerck tot Antwerpen.

Hoe salich leeft den mensch hoe vol vernoechde vreucht

die sich verlusticht jnt' beleeven van de Deucht.

Dit dacht ic doe mij laest de Eer van u te spreeken,
En kennis wert gegunt; jck hiel het voor een teeken

en voorspoock van geluck, ja vind het jmmer waer

Gij Heemelde mijn ziel, Gij Rechten Hemelaer!

Door u beleefde gunst, door u gegronde Reeden
Door eeven Naestens sucht, vol van medoogentheden

van die al dwaelende missen de Rechte baen,

die men (en anders geen) moet na den Heemel gaen.

Gij lockt, gy leijd, gij treckt, gij drijft na t Eeuwich leeven
Die hun hier sorgeloos tot ijdelheijt begeeven:

V loon sij groot bij Godt, door dien gij al u tijt

tot Glorij van sijn naem, so loffelyck verslijt

T'vergeet mij nimmer! Want u wyse woorden waren
Waerdich u Ampt en u Eerwaerde grijse haeren.