Alle de gedichten. Deel 2
(1881)–Anna Roemer Visscher– Auteursrechtvrij
[pagina 159]
| ||
[pagina 161]
| ||
DE twaalf jaren van het Bestand waren in 1621 ten einde geloopen, de vijandelijkheden hervat. ‘Op het uytgaen van den Trefues’ was tegen den 7 April een ‘Algemeene Biddagh’ uitgeschreven; een ‘Algemeene Vasten ende Bededach’ tegen den 4 Augustus, als ‘de vyandt hem wederomme met eene Extraordinaire groote krygsmacht te veldt (had) begeven, ende gereet was daer mede te marcheren, ende zyn desseins tegen dese Ver. Nederlanden te exploicteren.’ Drie algemeene Vast- en Bededagen werden in 1622 gehouden. De eerste, 22 Juni, naar aanleiding van den tocht in Brabant onder de Prinsen Maurits en Frederik Hendrik; de tweede, 21 September, naar aanleiding van de belegering van Bergen op Zoom, door Spinola; de derde, ‘om Godt te dancken voor zyn bewesen weldaden, ende genadighe bescherminge tegens 't gewelt onser vyanden, soo int ontsetten van Bergen op Zoom, als andersints.’ Was het op den eersten, of op den tweeden - de derde | ||
[pagina 162]
| ||
komt hier, dunkt mij, minder in aanmerking - dat onze dichteres zich tot de tolk van dat boetvaardig godsbetrouwen maakte, hetwelk men op dagen als deze van haar volk verwachtte, in een gedicht, waarvan het door ons gevolgde Handschrift het jaartal 1622 voert, en dat in Mei 1623, in de derde afdeeling van den Zeeuschen Nachtegael in 't licht verscheen?
| ||
[pagina 163]
| ||
Gebet op den beedach
| ||
[pagina 164]
| ||
Doet ons vijanden siên, die trots sijn en vermeeten,
Dat gij ons tuchten wilt, maer niet en wilt vergeeten.
Laet u verdrieten dat ons herten leet en klacht,
Van hun wel spijtich, dreuts, en schamper wert belacht:
Helaes! keert u tot ons, op dat ons bitter schreijen
In vreucht verkeert en wy met sang u lof verbreijen.
|
|