Alle de gedichten. Deel 2
(1881)–Anna Roemer Visscher– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| ||||||
[pagina 107]
| ||||||
WESSEL, volgens anderen, Rutger Wessel van den Boetselaer, van wiens betrekking tot Anna Roemers wij reeds op bl. 45 en volgende melding maakten, was geboren in 1566, en zoon van Rutger van den Boetselaer en Agnes van Bailleul. Hij volgde in 1604 zijnen vader op als heer van Asperen, trouwde in 1598 Amalia van Marnix, dochter van Philips van Marnix, heer van St. Aldegonde, die in 1604 overleed, daarna Maria van Zuilen, en stierf in October 1632. Zijne ridderlijke poging om, in vereeniging met den Heer van Schagen, de gevangenis van Oldenbarneveld te doen ontsluiten behoort in gedachtenis te blijven. ‘Als dichter heeft hij zich bekend gemaakt in het Hollandsch door zijne Vertaeling van de eerste week der Scheppinge des waerelds, gedaen in 't François by G. de Saluste, heer van Bartas, 's Grav. 1622. 4o. en in het Fransch door zijn Medi- | ||||||
[pagina 108]
| ||||||
tations Chrestiennes sur trois Pseaumes du Prophete David, composées en rime Françoise. La Haye 1622. 80. Het lange grafschrift in fransche verzen op zijne eerste vrouw en de vertaling daarvan in het Hollandsch, beide boven haar graf in de kerk te Asperen uitgehouwen, zijn waarschijnlijk ook van hem.’ Aldus de Heer Leendertz, bij den dichterlijken Brief, aan dezen ‘baroen van naem’ en ‘dichter in twee spraecken’, door Hooft, reeds in 1615, toegezonden. Ook van Vondel, ook van Huygens lezen wij een lofdicht op deze vertaling, door den Nederlandschen, van het werk van den Franschen protestantschen edelman, dat, in 1579 in 't licht verschenenGa naar voetnoot1), in zes jaren tijds 30 uitgaven beleefde, en niet alleen in het Nederduitsch, behalve in den Baron van Boetselaer, ook in den Zwolschen Boekdrukker Zacharias HeinsGa naar voetnoot2), ja voor enkele gedeelten, in Vondel, maar ook in andere Europeesche talen zijn vertalers en bewonderaars vond, en nog bij onzen leeftijd, in spijt van het zijn werk aan vergetelheid en zijn naam bijna aan bespotting overgevend Frankrijk, door een Goethe hoogelijk en met overtuiging geprezen is geworden.
| ||||||
[pagina 109]
| ||||||
Op de vertalinge van de eerste weecke van G. de Saluste, heer van Bartas,
|
|