Alle de gedichten. Deel 2
(1881)–Anna Roemer Visscher– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
[pagina 23]
| |
EEN die onlangs heeft gestreken,
In 't wel-spreken,
Prijs en eer in Themis hof,
Heeft Apollo nu verheven,
En ghegeven,
Oock in 't rijmen grooten lof.
Deze toon werd in Middelburg aangeslagen, als Dr. Jacob Cats, ten jare 1618, als dichter optrad met zijn Maechden-plicht ofte Ampt der Jonck-vrouwen, in eerbaer liefde, aen-ghewesen door Sinne-beelden. Hij was nu een-en-veertig jaren oud en had, man en vader, zijn koperen bruiloft met Elisabeth van Valkenburg reeds gevierd. Zijn dichtwerk met uitnemende gravuren versierd, waarvan het welgekozen Maagdenwapen, met den Druiventros en het una via est, de eerste was, opende met een hoogsteervolle opdracht in honderdachtentwintig alexandrijnen Aende Eerbare, Achtbare, Const-rijcke Jonck-vrou Anna Roemers, | |
[pagina 24]
| |
en wel mocht de dichter het haar op deze wijze ‘in den schoot leggen.’ Zij toch was het geweest, die hem op een onvergetelijken dag, naar aanleiding van eene ontwikkeling van denkbeelden, door haar over hetzelfde kiesch en belangrijk onder werp ten beste gegeven, dit zijn sedert lang door hem begonnen, maar ter zijde gelegd gedicht weder had doen opzoekenGa naar voetnoot1) en als onder den invloed van haar persoon, geest, woorden en voorbeeld voltooien. De Anna, die er de hoofdpersoon in is, aan wie hij er de lessen der maagdelijke tucht en eerbaarheid in den mond legt, is geen andere dan Anna RoemersGa naar voetnoot2).
Zie de Uitgaven van de Maechden-plicht van 1618, Middelburgh bij Hans van der Hellen, 4o, en van 1622, insgelijks in 4o, Amstelredam by Willem Jansz. Blaeuw, in welke beiden de opdracht aan A.R. gevonden wordt, en dus niet slechts in den ‘zeldzamen druk’ in breed 12o. zonder jaartal, welken Scheltema (Anna en Maria Tess.) op bl. 113 enin de aanteekening op bl. 15 als den eersten afzonderlijken ‘druk’ beschrijft, en die in het Museum Calsianum van den Heer de Jonge van Ellemeet onder No. 26 voorkomt. | |
[pagina 25]
| |
Aen den hooghgeleerden Dr. Jacob Cats,
| |
[pagina 26]
| |
Ist niet beschreyens waert, dat menich wel sou wagen
Goet, Bloet, ja Ziel, om een dienstbare Kroon te dragen?
Dits redens eerste les, en als ick die wel ken,
Soo salse voorts gaen, en mijn leeren wie ick ben.
Meesterse, doet u best: maeckt (bid ick) my afkeerich
Van ondeucht en tot deucht, heel neerstich en begeerich,
Maeckt dat ick met mijn selfs, en al de werelt spot,
En stell' voortaen alleen mijn hart, en hoop op Godt.
|
|