Het hek van de dam
(1971)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
P | Leven in het uur van de doodaant.Wat zou ik niet over de dood kunnen vertellen, dat ontsproten is uit de eigen ervaring die alle lessen dikteert, alle woorden laadt en voedt met betekenis, en elke handeling zin geeft. Wat zou ik niet kunnen vertellen over al die stadia en fases, waarbinnen de grenzen zich verleggen, het leven méer inhoud en de dood méer gestalte krijgt. Wat zou ik niet uit de weg kunnen en willen ruimen van dat grote taboe, dat als een verstikkende wolk boven de westerse wereld hangt: de dood, die men door zo'n verschrikkelijk waas van geheimzinnigdoenerij, vals ritueel en onwelriekende vluchtpogingen heeft omhangen dat de waarheid dreigt vergeten te worden: t.w. dat de mens zijn ware zelf kan hervinden op het ogenblik dat hij lichamelijk van het leven scheidt. Zodra wij geboren worden, zijn wij autonome, aan wetten en normen gehoorzamende vol-automatische strukturen geworden, voorzien van een aantal voortreffelijke zintuigen waarvan wij nog nauwelijks volledig gebruik kunnen maken, gedwarsboomd als wij worden door de inertie van de bewegingloosheid, teweeggebracht door de angst, die zich in de mens begon op te hopen op het moment dat hij de reden van zijn bestaan en het waarom van zijn dood uit het oog verloor. De mens is zodanig vervreemd van het leven geraakt, dat hij niet meer bij machte is de eenheid te ondergaan, die hem maakt tot onderdeel van één orgastische kosmos, waarbinnen ‘dood’ en ‘leven’ slechts begrippen zijn van ons, onderontwikkelde stervelingen, levende in de laatste helft van een eeuw die alles op zijn kop zal zetten, en binnenstebuiten | |
[pagina 134]
| |
keren. Zoveel doodsstrijd zou ik als dichter te voorschijn kunnen brengen, aan de dag leggen, verbeelden en verzinnebeelden, zoveel hartgrondig geschaterlach kunnen loslaten over de groteske wijze waarop wij mensen menen te leven, zóveel zou ik kunnen openleggen en ontsluiten van alle geheimen. Maar het laatste woord heeft de dood zelf, die groter is dan de som-totaal van alle beschouwingen die daarover gedurende dit symposium geleverd zullen worden. Het is de dood zelf die onze laatste illusies zal doorbreken. Het is de dood zelf die de volle waarheid aan het licht zal brengen. Het is de dood zelf die het orgasme bekroont, van waaruit wij in leven gezet worden, dat ons wacht terwijl wij wachten. Het is de dood zelf die zal vervolledigen alles wat wij ons onderweg eigen zullen maken, zonder het ooit wezenlijk te kunnen bezitten. Want wie met de dood wil omgaan, dient te leren dat er in het leven slechts sprake kan zijn van afstand-doen en afstand-nemen; niets behoort ons toe dat ons niet zal worden afgepakt, niets kunnen wij ons zeker maken waar wij niet totaal afscheid van moeten kunnen nemen. Ondertussen kunnen wij zelf kiezen, God zij dank, voor een levenswijze die beamend is, of ontkennend. Wij kunnen ‘nee’ zeggen op datgene waarmee wij het hier en nu oneens zijn, en wij kunnen kiezen voor het ‘ja’ dat uiteindelijk antwoord geeft. Wij kunnen verder blijven trekken in de schematiseringen, struktureringen, statistieken en andere gegevens die ons van elkaar scheiden, of wij kunnen daarentegen trachten de vereniging te bereiken, die maakt dat de wereld niet vergaat op het moment dat wij onze ogen voorgoed voor dit leven sluiten. Dat de mens eenzaam is, zijn dood niet overdrachtelijk kan maken, geen ander voor de rekening kan doen betalen, zijn | |
[pagina 135]
| |
leven niet verlengen door kunstmatige ingrepen, dat hij zich niet kan laten bevriezen of ten eeuwigen dage blijven voorzien van een nieuw hart, nieuwe longen, nieuwe ogen, nieuwe hersenen - het mag best nog eens gezegd worden, ter waarschuwing. Het zou echter getuigen van onmacht, als wij zouden menen de dood niet te kunnen overwinnen. Van die onmacht gaf professor Kouwer blijk, die nog geen jaar geleden stierf, na geschreven te hebben in zijn boek Het spel der persoonlijkheid: ‘Wie het houvast van de illusies kwijtraakt, wie onbeschut komt te staan voor de afgrond in zichzelf, met voor zich niets dan de eigen leegte, die zal onherroepelijk omlaag storten en ondergaan in dit Niets: een dergelijk iemand zal wegkwijnen, geestesziek worden of zelfmoord plegen.’ De stap namelijk naar de overwinning op de dood is gezet door de mens, een nieuwe mens, in het laatste tiental jaren; in elk verzet, in elk protest, in elke weerstand, in elke onwil aan de roetine toe te geven, in elke opstand tegen de verstarring die ons dreigt als wij ‘volwassen’ worden, schuilt de vrijheid die zich baanbreekt tegen alle gevestigde maatschappelijke ordes in. Het is deze vrijheid die alle ideologieën overbodig maakt, het is deze vrijheid die ons kan doen besluiten onvolmaakte politici te vervangen door niet-gefrustreerde computers, het is deze vrijheidsdrang die aan het kraambed staat van de volgende evolutionnaire stap in de menselijke geschiedenis, waardoor aan alle geschiedenis tot dusverre beschreven een einde wordt gemaakt; de mens zal zijn eigen geschiedenis maken door zich toe te vertrouwen aan de oceaan die hij nog nimmer bevaren heeft, de nog niet in kaart gebrachte regionen van het bewustzijn, dat nog vele witte plekken bevat waarop wij onze ontdekkingsdrang kunnen loslaten. Want laten wij welwezen: als wij temidden van geneesheren en -dames verkeren en over de dood spreken, praten wij niet over de een of andere ongeneeslijke ziekte, maar hebben wij | |
[pagina 136]
| |
het over een helingsproces waaraan de gehele wereld onderhevig is; een helingsproces dat zich uitstrekt over alle misverstanden waardoor wij nog van elkaar gescheiden worden. Taboes en vooroordelen uit de weg ruimen betekent nieuwe horizonten openbreken voor de generaties die na ons komen, en die zullen opgroeien in het bewustzijn, dat het leven gevuld is met illusies, dat alle kleuren samenvloeien in onze eigen waarnemingen, dat wij bij leven en welzijn nooit thuis zijn, en dat de zwaartekracht, de tijd en de ruimte in mikro-makrokosmos ook maar voorlopige afspraken zijn, die elk ogenblik onder de voet gelopen kunnen worden. In het leerproces van de samenleving onderscheiden zich op een gegeven ogenblik de verschillende soorten mensen, waaruit dit mensenras blijkt te bestaan; zij die zich laten leven, zij die menen te leven door zich te storten in allerlei soorten uithuizige vrijetijdsbestedingen (werk, politiek, voetbal, het zakenleven en andere sociale transakties) en zij die leven door na te denken over de gedachte-processen waaruit het heelal is opgebouwd. Want wij zijn nader tot de oorsprong dan ooit; in de woorden van professor Linus Pauling: ‘Ik weet dat er ontdekkingen gedaan zullen worden die mijn voorstellingsvermogen te boven gaan,’ en het gaat er maar om dat wij ons zijn houding kunnen eigenmaken, die hij ons daarna voorstelt: ‘ik wacht deze af met nieuwsgierigheid en enthousiasme.’ Dit enthousiasme is het, waarmee ik voor mijn leven vecht, dat ik mij door niets en niemand wil laten dikteren, en dat ook door niemand anders gedikteerd kan worden. Ik heb mij overgeleverd aan al wat komen gaat, en daardoor overleef ik - men zal mij niet kunnen betrekken bij een kamp, waarbinnen partij vóor of tégen gekozen moet worden; ik beweeg mij als een vis in het water in de oceaan van relativiteit, waarbinnen wij allen zullen komen te zwemmen. Ieder zijn eigen waarheid; ieder zijn eigen wereld. Ieder zijn eigen kosmos; ieder zijn eigen hersenen. | |
[pagina 137]
| |
Ieder getooid met het bewustzijn, dat hem in de schoot wordt geworpen als de rijpe vrucht van de menselijke ontwikkeling; klaar of op weg om klaar te komen met de funktie van dna-overdrager. Een stap tussen gisteren en morgen, tussen vader en zoon, een middenweg, de énige weg: leven. In het uiteindelijk besef, dat alles zal leegstromen wat vol is, en alles vol komt, wat leeg is, in het besef - ongeveer een eeuw geleden door Nietzsche geformuleerd, en in Marokko bestaande als spreekwoord: alles wat mij niet doodt maakt mij sterker. Dus speel ik met vuur om het vuur beter te leren kennen. Dus voel ik mij geworpen in een vrije val zonder zwaartekracht. Dus maak ik mij inderdaad zo leeg mogelijk, om zoveel mogelijk uit het leven te halen, dat er in gestopt is - niet door de een of andere deskundige, priester, politicus, econoom of anderszins geuniformeerde: maar door de levenskracht zélf, die aan de oorsprong van de schepping staat. Daarom voel ik mij thuis in een wereld zonder grenzen, en met mij kwijnen vele anderen niet weg, hoewel wij de leegte aan den lijve ervaren, wij plegen geen zelfmoord hoewel niemand anders ons ooit de zin van het leven heeft duidelijk kunnen maken, zó dat de eigen ervaring overbodig werd, en wij storten ons niet in de geestesziekte die er uit bestaat door de dingen heen te kijken. Want dat is het wat de dood ons leert: dat er aan het groeien geen einde komt, dat het einde niet bestaat, dat wij aan het begin nog nauwelijks toezijn... Als ons iets geleerd kan worden, is het dat wij nog duizenden doden zullen sterven voordat het eenmaal zo ver is, de dood van onze ijdelheid, de dood van onze ambities, de dood van onze status, onze roem, ons ego, ons gezichtsbedrog, ons schipperen, ons onvolkomen handelen. Dood, ik heet je welkom in ons midden, jij met de vele gestalten, jij met je oplossing voor alle schijnproblemen, jij met je dwingende aanwezigheid, die ons voortdurend op de | |
[pagina 138]
| |
hielen zit: wij hebben nog zoveel te doen, voordat wij sterven, zoveel aan onszelf, zoveel aan de wereld die wij zijn, een organisme, een funktie, een schakel, een verbinding, een kontekst, een nieuw model, een steeds te verruimen referentie-kader, een onophoudelijke verandering. Een eenvoudige keuze, voor hen die zich kunnen overgeven: vertrouwen. En voor hen, die dat vertrouwen ontbreekt, de genade toegewenst die het mogelijk maakt dat je inderdaad sterker wordt, en niet verzwakt, of versaagt. Want wij hebben helden nodig om te kunnen leven, en geen lafaards, wij hebben oppermachtige mensen nodig en geen machteloze klagers, wij horen bij voortduring op te tornen tegen leugenachtige onvolkomenheden, wij dienen de waarheid te dienen die ons verlicht. En bovenal: een dode is opgestaan in uw midden en spreekt vanuit het graf - er is licht. Er is veel licht. Er is onnoemelijk veel meer dan genoeg licht. Er bestaat een onuitputtelijke voorraad licht; waarvan de zon maar een in mensentaal vertaald fenomeen van de eerste orde is. Er is licht, er is warmte, er is dag en er is nacht; er is zomer en er is winter - er bestaat geen enkele reden waarom zich dit in het menselijk leven niet zou kenbaar maken. Aan elk begin gaat een einde vooraf, ik moest sterven aan wie ik was om herboren te kunnen worden als wie ik ben, of wie ik ben is slechts een voorgeboorte van wie ik wezen zal - maar hoe zich dit vertaalt in de medische praktijk, in de professionele ethiek, en in de stervende patiënt van wie op dit congres sprake zal zijn: ik geef slechts een eerste woord door, een helpende hand, een vingerwijzing. Aan alle doden, die in mijn herinnering leven, aan alle levenden met wie ik op dit ruimteschip aarde de eeuwige levensoceaan bevaar. Goede vaart en behouden thuiskomst. A dieu. En theos.
(juni 1969) |
|