Het hek van de dam
(1971)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
K | Poëzie: een strijd om het bewustzijnaant.Het aantal medespelers groeit dagelijks; de inzet wordt ook met de dag door steeds meer mensen ingezien. Dat het gaat om een eenvoudige zaak als het voortbestaan van de mensheid, is langzamerhand duidelijk. Hoe het de kunstenaar, die in zijn kreativiteit volledig geëngageerde mens, mogelijk zal zijn het zelfmoordgetij te keren, is een boeiend stuk werkelijkheid dat zich in en rondom ons afspeelt.
Het waren kunstenaars, die als eersten ná de ontdekking van de ‘innerlijke ruimte’ door Sigmund Freud, in deze eeuw de diepe gebieden van het menselijk wezen openlegden: midden in de dwaze woelingen van de eerste Wereldoorlog proklameerden de Dadaïsten in het neutrale Zürich, waar Lenin onder meer de Russische Revolutie uitbroedde, de anti-kunst tegenover de kunst, de speelse werkelijkheid, gemaakt van spontaneïteit en intuïtie, tegenover de traditionele verstarring van de post-romantische, post-symbolische schilderkunst, literatuur en theater. Zij waren de eersten die de menselijke totaliteit erkenden en niet langer de kategoriseringen deelachtig wilden worden, waarbinnen nog heden ten dage bijvoorbeeld het onderwijs is opgedeeld. | |
50 jaar manifestatiesIn het na-oorlogse Parijs van de jaren twintig waren het de uitgeweken Russische dansers en musici, die beeldende kunstenaars als Picasso en Chagall uitnodigden mede te werken | |
[pagina 102]
| |
aan het verwezenlijken van grote opera-happenings - in de tussentijd waren via de Amerikaanse Armory Show (uit 1913!), waar Marcel Duchamp een steen in de rustige vijver wierp, en de Italiaanse futuristen verzameld rond het manifest van Marinetti, de eerste beginselen van Einstein's theorema tot uiting gekomen: de snelheid van het licht, de tijden ruimteloosheid van het bewustzijn, materie als vertaalde energie, etc. Deze historiografie van het heden is uit te breiden, van Kandinsky en Klee tot Mondriaan en enige decennia verder de gebeurtenissen rond Yves Klein, de Duitse Zero-groep, Fluxus (Yoko Ono 1969), Cobra en andere post-surrealisten, waaruit lettristen en situationnisten te voorschijn kwamen om de hegemonie van het kreatief gebeuren hoog te houden naast verdwaasde filosofische doodlopende straten als existentialisme en struktuur-analyse, neo-positivistische verschijnselen die met het wilde denken, de irrationele faktoren en de meervoudige logika, zoals gepostuleerd in weten en wetenschap, wiskunde en lichamelijke poëzie niets uitstaande hebben. Deze leringen appeleren slechts aan de hersenen, en niet aan het zoveel grotere zintuigelijke gebied bestreken door oog, oor, het tasten en het proeven van werkelijkheid zélf.
Wat wij kunnen gadeslaanGa naar voetnoot* is een snort van samenwerking, die overal ontstaat waar niet gevreesd wordt voor ontdekkingen die ontgrensde gebieden openleggen; geen onderzoekingen binnen een beperkt kader met als uiteindelijk beslissende faktor industriële toepasbaarheid (van Tomadodroogrekjes tot A- en H-Bommen) maar een kreatief spel, gericht op de verandering, en niet anders. | |
[pagina 103]
| |
Cool & HotMeer en meer beseffen de medespelers in het grote kulturele gebeuren - dat de poorten van een nieuwe werkelijkheid ontsluit en een oude versteende kultuur uiteenslaat - dat waarachtige kunst eruit bestaat anderen deelgenoot te maken van het verruimde ervaren - of deze ervaring zich nu verstild uit, ingetogen, dan wel uitbundig en uitgelaten. Van cool tot hot zijn alle media ingeschakeld geworden, om de gefragmenteerde hedendaagse mens in staat te stellen zich te vervolledigen: of hij zich nu overgeeft aan het muzikale genot, dan zich eerder vermeit in het aanschouwen van kunstvoorwerpen, tentoongesteld in musea en galerieën.
Daarnaast is er een poëzie aan het woord gekomen, die niet langer de eenzame poëzie-minnaar (de image van voorheen!) typografisch bestookt, maar een krachtdadige nieuwe mens verbeeldt. Deze nieuwe dichter, die in veel opzichten verwantschap vertoont met de troebadoer, de minnezanger, de hofnar, de goddelijke amuseur, de chroniqueur, de reiziger, de trekker langs 's heren wegen uit vroeger tijden, heeft zich alle bestaande media eigen gemaakt.
Niet slechts het boek, het tijdschrift, de tekst waarbinnen hij opgesloten ligt, maar hij waart rond in het publieke domein van de mens die bijeenkomt en zich verzamelt rond eeuwige thema's (waartegen eigentijdse schoppen best gegegeven mogen worden, in een tijd zó onderhevig aan diepgaande veranderingen als het hedendaagse momentuur) - in theaters en festivals, niet langer de poëzie als begeleiding van, maar als aanstichter van de handeling-zelf, hiermee zekerlijk beantwoordend aan het profetische woord van Arthur Rimbaud (in diens Lettre du Voyant, gericht aan Paul Demeny, mei 1871): | |
[pagina 104]
| |
Dichter als vermenigvuldiger‘De Dichter wordt ziener door een lange, immense en doordachte ontregeling van al zijn zintuigen. Alle vormen van liefde, van leed, van waanzin, zoekt hij zelf, hij put zich in alle vergiften uit, om er niets dan de kwintessens van over te houden. Onuitsprekelijke kwelling waarbij hij alle geloof nodig heeft, alle bovenmenselijke kracht, waar hij tussen allen de grote zieke wordt, de grote misdadiger, de grote vervloekte, - en de opperste Geleerde! - Want hij bereikt het onbekende! ‘Omdat hij zijn ziel, al zo rijk, heeft ontwikkeld, meer dan wie ook! Hij bereikt het onbekende, en als hij, radeloos, zou eindigen begrip op te brengen voor zijn visioenen, hij heeft ze in elk geval gezien! Dat hij neerstort in zijn sprong over ongehoorde en onnoemelijke dingen: andere vreselijke werkers (horribles travailleurs) zullen te voorschijn komen; zij zullen beginnen aan de horizonten waar de ander is bezweken! (...)
‘De dichter is dus werkelijk de ontvreemder van het vuur. Hij is belast met de mensheid, met de dieren zelfs; hij zal zijn uitvindingen moeten laten voelen, betasten, beluisteren; als dat wat hij van gene zijde meebrengt vorm heeft, geeft hij er vorm aan; als het vormloos is, geeft hij er vormloosheid aan. Een taal vinden!
‘Overigens, ieder woord idee zijnde, zal de tijd van de universele taal komen! (...) Die taal zal ziel voor ziel zijn, alles samenvattend, geuren, klanken, kleuren, gedachte blijven hakend aan gedachte, trekkend. ‘De dichter zal het aandeel moeten bepalen van het onbekende dat ontwaakt in zijn tijd in de universele ziel: hij zou dan meer geven dan de formulering van zijn gedachten, dan de aantekening van zijn opmars naar de Vooruitgang, Enor- | |
[pagina 105]
| |
miteit wordend tot norm, door iedereen opgenomen, zou hij werkelijk een verveelvuldiger van de vooruitgang zijn!’ | |
Van politiek naar poëzieDe term vooruitgang is de laatste tijd door het veelvuldig misbruik door politici in grote mate in diskrediet geraaktmen hoort zich inderdaad te wapenen tegen het losvast gebruik van woorden, die te belangrijk zijn om ze voetstoots te geloven zodra ze in handen vallen van journalisten, politici en alle anderen die woorden gebruiken om hun ware bedoelingen te verhullen, in plaats van het woord-arsenaal te zien als werktuig op weg naar openbaringen en wonderen.
Nieuwe woorden voor oude, is volgens de Amerikaanse schrijver Norman BrownGa naar voetnoot* het doel van elke psychotherapie; hij aanvaardt het postulaat van de poëzie als inspirerende bron van kracht:
‘Vrijheid is poëzie, het zich veroorloven van vrijheden met woorden, het breken van de regels van normale spraak, het overweldigen van het gezond verstand. Vrijheid is geweld.’
En: ‘In psychotherapie gebeurt niets dan een uitwisseling van woorden. Nieuwe woorden voor oude: een stylistische reformatie, renaissance. Om herboren te worden, moeten woorden door de dood, door de stilte van het graf gaan.’ Om zijn boek - ongetwijfeld een der belangrijkste uit de laatste jaren - te besluiten: ‘De tegenstelling tussen geest en lichaam, woord en daad, taal en stilte, overbrugd. Alles is slechts een metafoor; er is alleen maar poëzie.’ Herbert Marcuse, hiernaast en hierbij, tegelijkertijd aan het | |
[pagina 106]
| |
woord, om de vrije referentie-kaders van de lezer ten opzichte van de poëzie te verruimen:
‘De komende generatie moet verteld worden dat het ware gevecht niet het politieke gevecht is, maar het gevecht dat een einde moet maken aan de politiek. Van politiek naar metapolitiek. Van politiek naar poëzie.
‘De wetgeving is geen politiek, noch filosofie, maar poëzie. Poëzie, kunst, verbeeldingskracht (imagination), de scheppende geest is het leven zelf; de waarlijk revolutionaire kracht die de wereld verandert, en het menselijk lichaam verandert.’ | |
Genezende poëzieDe dichter dan is de belanghebbende en belangeloze ooggetuige van de strijd in en rondom hem; is er een sexuele revolutie gaande in de wereld - deze speelt zich af in des mensen eigen dichterlijke lichaam; wordt een aardbeving gesignaleerd, de dichter zal die het eerste voelen, hij de seismograaf, hij de bliksemafleider, hij ‘de drager van uw verschrikkelijke ziekten’ (Johnny the Selfkicker).
Vergaat de wereld, de dichter voorvoelt het, begaat hij een moord, hij voorspelt het in zijn poëzie (Gerrit Achterberg), zal hij aan boord van een schip vergaan, zijn poëzie is meer dan een nachtmerrie alleen (Marsman), en - zoals het geval was bij Antonin Artaud - profeteert hij de verschrikkingen en gruwelen van de Tweede Wereldoorlog, wordt hij voor negen jaar opgesloten in een krankzinnigengesticht... Maar, zoals gezegd, de edelman-bedelman die zich dichter kan noemen (wij hebben het hier niet over literatuur, maar over het levende woord van vlees en bloed) doorleeft en | |
[pagina 107]
| |
ondergaat het ruimte- en tijd-gebeuren aan den lijve, om er de meest eigene lessen uit te trekken, en ook de ander door dezelfde krises heen te helpen.
Ware poëzie is therapeutisch omdat de dichter met zijn woorden kan bijdragen tot bevrijding uit allerlei ziekten, die ons inwendig belagen: angst, twijfel, wanhoop, verblinding, illusies, conditioneringen, waandenkbeelden - maakt hij er zichzelf niet van los door middel van zijn woorden die het genezingsproces inhouden, en daarvan verslag uitbrengen, niet in de taal van het justitionele procesverbaal, niet bij wijze van een statistisch beursbericht, of als het droge vaklatijn-kommentaar van de geschoolde gespecialiseerde technicus, maar in de spreektaal die mensen bindt en hen niet scheidt...
Dat ook de Nederlandse poëzie deze grens-overschrijding heeft meegemaakt, is een der bewijzen temeer voor de stelling, dat geen land meer geografisch geïsoleerd hoeft te bestaan binnen de huidige (wereld-omspannende) globale elektronische en andere circuits.
Het kan hier, op deze plaats in een individueel betoog over poëzie van nut zijn de mening van een groot en onafhankelijk denker als Marshall McLuhan weer te geven, zoals deze werd gepubliceerd in het maart 1969-nummer van Playboy. | |
Integreren en orkestreren‘Wij dienen te begrijpen dat een volledig nieuwe samenleving aan het ontstaan is, die al onze oude waarden verwerpt, al onze geconditioneerde reakties, houdingen en instituten. Als je er moeilijkheden mee hebt iets zo triviaals als het aanstaande einde van verkiezingen onder ogen te | |
[pagina 108]
| |
zien, zul je ook niet in staat zijn om te leven met het vooruitzicht op de toekomstige ondergang van de spreektaal en de vervanging daarvan door een globaal bewustzijn. ‘De mens in stamverband is nauw verpakt in een integraal kollektief besef dat konventionele grenzen van tijd en ruimte overschrijdt. Op die manier zal de nieuwe samenleving een mythische integratie zijn, een resonnerende wereld identiek aan de oude echo-kamer van de stam waar magie weer herleeft: een wereld van esp (Extra Sensorial Perception: buitenzintuigelijke waarneming). ‘De huidige belangstelling van de jeugd voor astrologie, helderziendheid en occultisme is geen coïncidentie’.
‘Elektronische technologie, ziet u, heeft evenmin woorden nodig als een digitale computer getallen. Elektriciteit maakt het mogelijk - en ook niet in een verre toekomst - een verveelvuldiging van het menselijk bewustzijn op een wereldschaal, zonder enig verbaliseren. ‘Playboy: Spreekt u over globale telepathie? ‘McLuhan: Exact. Nu al bieden computers de mogelijkheid tot onmiddellijke vertaling van elke kode of taal in een andere kode of taal. Als een feedback van gegevens door de computer mogelijk is, waarom niet een feed-forward van gedachten waarbij een wereldbewustzijn ingeschakeld is aan een wereld-computer? ‘Via de computer zouden wij logischerwijze gaan van vertalen van talen tot het volledig voorbijtrekken aan de taal ten gunste van een integraal kosmisch onderbewustzijn enigszins overeenkomstig het kollektieve onbewustzijn voorzien door Bergson.
‘De computer houdt op deze wijze de belofte hoog van een technologisch geschapen staat van universeel begrip en universele eenheid, een staat van opslorping door de logos die de mensheid tot één familie zou kunnen aaneensmeden, en | |
[pagina 109]
| |
een eeuwigheid van kollektieve harmonie en vrede kreëren. Dat is het waarlijk gebruik van de computer, niet om markt-onderzoek te bespoedigen of technische problemen op te lossen, maar om het proces van onderzoekingen vlugger voortgangtedoenvindenen om aardse - en eventueel melkweg - omgevingen en energieën te orkestreren. Psychische gemeenschappelijke integraties, tenslotte mogelijk geworden door elektronische media, zouden het universele bewustzijn kunnen scheppen, waarvan Dante sprak toen hij voorspelde dat de mensen zullen voortbestaan als niet meer dan gebroken fragmenten totdat zij zullen worden verenigd in een inclusief bewustzijn.’
‘In kristelijke betekenis, is dit slechts een nieuwe interpretatie van het mystieke lichaam van Christus: en Christus is tenslotte de uiteindelijke voortzetting (extension) van de mens. ‘Playboy: Is deze projektie van een elektronisch aangebracht wereldbewustzijn niet veeleer mystiek dan technologisch? ‘McLuhan: Yes - zo mystiek als de meest vooruitstrevende theorieën van moderne kerngeleerden. Mysticisme is alleen maar de wetenschap van morgen vandaag gedroomd.’ | |
De hal der stilteTerug tot de poëzie. Om hier Paul van Ostaijen in te schakelen: - een der grootsten! - ‘Soms dringt de drang de droom tot een gestalte ‘en wordt het lichaam droom’Ga naar voetnoot*
Wie nu, met ogen opengeslagen door poëzie (verwondering, | |
[pagina 110]
| |
verrukking, aandacht, begrip, liefde, solidariteit, ontroering, trilling, vereniging, kommunikatie) het wereldgebeuren opnieuw beschouwt, ziet dat alle andere benaderingswijzen tekort schieten. In het heden met de mogelijkheden van een verruimde toekomst te leven, vereist inderdaad een vrijgevochten mens, die zich dichterlijke vrijheden met het woord veroorlooft. Natuurlijk was in den beginne het Woord, en woorden zijn ons heiligste goed (hoeveel mogelijkheden niet ingebed in het 26-letter-alfa & omega-gebeuren!), maar het ware woord begint slechts te leven, als men de Hal der Kennis betreedt, ingewijd wordt door tegenslag en ontmoeting, weerklank en openbaring, de hal der kennis - zegt weer Johnny the SelfkickerGa naar voetnoot*, ‘die slechts/Toegankelijk is voor/Zij die door de/Stilte zijn gegaan...’
Geen enkele zogeheten close reading, zoals beoefend door schoolmeesters van diverse pluimage, brengt éen lezer nader tot éen gedicht, als niet vooropstaat het onderkennen van de diepten, waaruit de dichter zijn woorden te voorschijn trekt.
Woorden als kostbaar erts, als vruchtbare aarde, als meteorieten, als kondenseringen van situaties, ensceneringen, betrapte momentopnamen. Niet voor niets wendt de dichter van nu zich tot de moderne wetenschap als hij op zoek is naar de nieuwe mogelijkheden die de taal hem biedt, zodat hij deze vergezeld doet gaan van zijn kennis op zo diverse gebieden als het Zen-boeddhisme, de psycho-analyse, de cybernetica en het post-Einsteins kosmisch beeld. | |
[pagina 111]
| |
Media-bespelerDe dichter is de meest op het gebeuren betrokken tijdgenoot; overtuigende bewijzen daarvoor heb ik de afgelopen vijf jaar met eigen ogen kunnen verzamelen door mijn deelname aan diverse poëtische manifestaties, waaronder Wholly Communion in de Londense Royal Albert Hall, juli 1965, wel die van het grootste belang, niet alleen door de kosmopolitische en internationale poëzie die er gebracht werd, maar bovenal door de meer dan levensgrote wisselwerking, die vier volle uren aandacht ontstaan tussen dichter en (6.000-koppig) publiek. Wat weten wij van de invloed die een Russisch dichter als Wladimir Majakofsky uitoefende op de arbeiders, voor wie hij zijn gedichten las: soms duizenden, soms tienduizenden toehoorders? Nu elke reklame-boodschap, elke leugen, elke manipulatie, al het geweld, alle ellende, elk bedrog ongestraft via televisie miljoenen, tientallen miljoenen, gelijktijdig kunnen bereiken eist de dichter zijn plaats; niet die van de heerser, hogepriester, of andere deskundige, maar die van kreator, inspirator en mediator, bespeler van de media die hem van dienst kunnen zijn, en hij verruimt ieders dimensies.
Het belangrijkste deel van de Anglo-Amerikaanse poëzie wordt heden ten dage niet gedrukt, geschreven, maar gezongen, gespeeld! Wie naar jonge Amerikaanse dichters zoekt, legge zijn oor bovenal te luisteren bij Bob Dylan, of een van de andere sterren aan het muzikale firmament. Hij kan gaan spelevaren met de Beatles, zich laten wakkerschudden door de oerwoudgeluiden van voedoe-meester Dr John the Night-tripper, of trekken door het vuur van The Crazy World of Arthur Brown. Welke andere elektronische vibraties hij nog zal aantreffen, | |
[pagina 112]
| |
hangt van zijn persoonlijke keuze (en een goede stereo-versterker!) af; woorden en muziek kunnen versmelten als bij de Traffic, of de Moody Blues; de ware poëzie wordt inderdaad niet door één, maar door allen gemaakt. | |
Poëzie: vooruitzienNiemand heeft het recht zich van het etiket dichter te voorzien, als hij niet voortdurend zelf in staat blijft, en daarmee anderen ten voorbeeld is, veranderingen harmonieus te integreren binnen zijn bestaande (on)mogelijkheden. Natuurlijk is het onmogelijke te wensen in de geest van de minder-begaafde een dwaze poging sterren van de hemel te plukken, maar er blijft de dichter, jou bijvoorbeeld, geen andere mogelijkheid over.
Alleen het onmogelijke is denkbaar: alleswat nú werkzaam is, is achterhaald, dient vernieuwd, opgeruimd. Slechts in de geest bestaat de evolutie, het is een geest die van de mens niets dan vooruitgaan eist, desnoods ten koste van zijn verleden. Poëzie doet vooruitzien, poëzie legt het verleden af (‘Don't mourn the dead/They won't follow you’ waarschuwt Dylan), poëzie staat in de chaos van hetzelfde begin, als waaromheen wij ons allen verenigd kunnen voelen. Wij zijn niet áf, maar hebben evenmin afgedaan, wij zijn niet aan het verworden, maar nemen deel aan een wording die gedurende de gehele menselijke geschiedenis door dichters is voorzien. Hij, de dichter, heeft de mensheid voorzien van mythen en legenden, fabels en sagen, helden- en heiligenlevens, hij legde en marge van veldslagen en overwinningen de nadruk op het grote individuele leed, gebruikte het maximum van zijn vermogen om wereldomspannende drama's uit het | |
[pagina 113]
| |
niets te voorschijn te halen, beeldde het dagelijks leven uit en werkte mee aan ceremonieën en rituelen voor grote en kleine feestdagen.
Onder deze handen en in zijn geest kreeg het onzegbare vorm en verwoording, en ontelbaar zijn degenen die door het lezen of aanhoren van één gedicht hun verdere levensloop voorgoed veranderd zagen... Dat is de vrome en intieme wens van de dichter, dat het ertoe doet wat hij zegt - en al zal niemand van hem willen horen, hij zal zijn woord gestand houden, de taal verdedigen tegen leugen en onvolkomen aanvaardingen - hij zal voortdurend in de mens méér zien, méér aanwezig achten dan datgene wat de mens nu bij voortduring aan lasten met zich meetorst. | |
Het doel: bevrijdingUiteindelijk gaat het om een bevrijding, die iedereen in staat stelt ten volle van het leven te genieten.
‘Zolang er dood is zal er ongeluk zijn. Het leed is even onvermijdelijk als de dood. Dat is ons lot. Wat het leed betreft, het enige wat we er aan kunnen doen is proberen anderen gelukkig te maken; en wat de dood betreft, het enige wat we er aan kunnen doen is vermijden dat die krankzinnig wordt: “oorlog”. Dit is de belangrijkste zorg van de dichter heden. Hij heeft het onvermijdelijke aanvaard. Hij moet nu leren hoe er het best mee te leven.’ (Gregory Corso, een der dichters van de Beat-generation in de Verenigde Staten van Amerika.)
Daarvoor is het nodig, dat men de absolute behoefte voelt aan een wedergeboorte, tijdens dit leven, in dit lichaam dat | |
[pagina 114]
| |
voorbestemd is een tempel te zijn van de volmaakte mens, met een aards paradijs dat geschapen kan worden door een optimaal gebruik van de ons ten dienste staande zintuigen, zenuwen, vezels en cellen. Niet een vermoeden van een ‘hoger leven’, maar een intensivering en een doortrilling van het leven, zoals het zich aan ons voordoet, met zijn valkuilen en loopgraven, onverwachte beslissende momenten en keuzemogelijkheden.
Een bewust leven, kortom, waarbij de mens niet langer is gedegradeerd tot onvrijwillig slachtoffer van energieën die hem van alle kanten bestoken, zowel positief als negatief, maar een vrijwilliger die positieve energie oplaadt en transformeert tot universele feedback, bruikbaar voor dagelijkse omstandigheden, dienend onder alle voorwaarden, meester in alle opzichten.
Gedaan met een literatuur van verwarring en wanhoop, gedaan met de schone droom van een kunst die zich tegen het leven afzet, en daarin voldoening vindt. Gekomen de tijd waarin de strijd voor geestelijke weerbaarheid belangrijker is dan welk ander gevecht ook.
‘Sympathy for the Devil’ zingen de Rolling Stones op hun - nu, april 69 - laatste plaat Beggar's Banquet. Het is inderdaad zaak je sympathie voor niets of niemand ter wereld te verliezen, niet te oordelen voordat het begrip komt, niet te verstoten wie liefde nodig heeft, en niet in de kou te laten staan de sinner and the saint: de zondaar en de heilige.
In ieder mens wordt op dit ogenblik de nieuwe mens geboren, die alles van Jezus Christus en diens tijd- en ruimtegenoten heeft, en in zich mede de aanleg weet te koesteren voor een Eichmann of een Hans van Zon, een doorgeslagen ambtenaar die het ‘bevel is bevel’ tot in alle konsekwenties | |
[pagina 115]
| |
wist door te trekken, of een vereenzaamde neurotikus die zich, opgroeiend, met niemand kon verenigen over datgene wat hij in zijn verbeelding beleefde. Die verbeelding, waaruit alles ontstaat. | |
De mens en zijn lensHoe groot moet de lens zijn, die de mens op het gebeuren richt? Bouwt hij zich een kosmische lens, om die God te noemen, zoals de filosofie-professor Oliver Reiser in zijn boek The Integration of Human Knowledge vooronderstelt?
De werkelijkheid, die voor iedereen anders is, kan natuurwetenschappelijk gedefinieerd worden als een elektrisch energiecontinuüm, bestaande uit waterstofatomen en daarop volgende organische en anorganische groeiprocessen. Het gehele proces wordt heden ten dage in termen en begrippen uit diverse vakgebieden weergegeven; de naam van onze nieuwe Lieve Heer wordt volgens de Nederlandse wiskundige Dr. C. Rietdijk (in zijn fascinerende 91 stellingen voor het cybernetisch-biotechnisch tijdperk, Van Gorcum, Assen, 1967) in de miljoen lichtjes van wolkenkrabbers bij nacht slechts met afkortingen geschreven: i.b.m., d.n.a., l.s.d. en e.s.p.
Dit zijn de gebieden, waar poëzie geen taboe is, maar een dure levensnoodzaak, dit zijn de terreinen waarop de mens tast naar een synthese, die zowel harmonisch naar binnen als naar buiten werkt, wetmatigheden die nog bij lange na geen gemeengoed zijn, maar waarvan de sociale voorbereidingen zich afspelen op het terrein bestreken door de massa-kommunikatiemedia, waarzonder wij ons het leven niet langer kunnen voorstellen. | |
[pagina 116]
| |
Op weg naar het wereldbewustzijn is de dichter geen teruggetrokkene, uitgestotene in een ivoren toren, maar een levenslustige beoefenaar van de levenskunst, grijpend en verliezend, trekkend en duwend, stotend en gewaarwordend, proevend en experimenterend, steeds in een terra incognita voor anderen en zichzelf (één!) bezig onontgonnen geestelijke gebieden te betreden, die uitgebreider worden al naar de mens meer wereld ontdekt in de eindeloze ruimte van zijn bewustzijn, waar de ware veldslagen om het voortbestaan gevoerd worden. | |
Niets dan vrijheid!Niet langer - al oppert de politiek dit anders - vindt de strijd plaats in de rijstvelden van Vietnam, of zelfs aan de konferentie-tafels in de diplomatenhoofdsteden, maar in de laboratoria en andere pilot projects waar aan de nieuwe mens gewerkt wordt: op straat zowel als in het theater, tussen radio- en tv-golven, waarbinnen energieën cirkuleren die te groot zijn om door het woord gevangen te worden. Maar de dichter kan je de weg bereiden naar de stilten, die door geen wanklank verstoord kunnen worden, omdat de uiteindelijke vrede die voor de individuele mens is weggelegd, slechts voelbaar en tastbaar gemaakt kan worden door eigen waarneming.
Die waarnemingen hebben altijd bestaan, in stadia, in opeenvolgende fases. De tweede president van de V.S., John Adams (1734-1826) kon nog schrijven: ‘Ik moet oorlog en politiek bestuderen, zodat mijn zonen de vrijheid hebben wiskunde en filosofie te studeren... ten einde hun kinderen het recht te geven de schilderkunst, de poëzie en de muziek te bestuderen.’ | |
[pagina 117]
| |
Die tijd is nu daar; wij zijn die generatie waarin poëzie, muziek en schilderkunst (maak je eigen volgorde maar!) van het allergrootste belang zijn, omdat zonder deze uitingen de mens niet langer kan, omdat hij zonder de Sisifus-arbeid van de spelende mens, ten dode gedoemd is.
Het staat er zomaar boudweg, het staart je aan, je kunt er langs weg kijken, bladeren in het veeltalige boek van de werkelijkheid die jezelf beleeft, maar zodra je het eigen leven niet als spel kunt zien, met de dood als uiteindelijke winnaar, ben je je leven niet zeker - ben je geen knip voor de neus waard - heb je het voorrecht verloren te weten dat je leeft, een strijd om liefde, een vreugdevol en begenadigd bestaan.
Je woord of je leven! Wie niet liefheeft, wordt gezien. De dichter, je oog, je valscherm, geen houvast of strohalm. Er is niets om je aan vast te klampen. Er is niets om bang voor te zijn. Er is niets dan zuivere poëzie. Jouw gehoor, jouw klank, jouw kleur. Jouw geur, jouw aanwezigheid.
(april 1969) |
|