Het hek van de dam
(1971)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
H | Futurologie of het vuur van de vrijheidaant.Spreken over de toekomst is spelen met woorden. Dat is wetenschap. De wetenschapsman spreekt, hij kan het niet laten; de wijze begeert niet langer en zwijgt, glimlachend. Ik daarentegen begeer nog zoveel, zo ontzettend veel, ik heb nog zóveel dingen te ontdekken, die zich onder woorden laten brengen, zoals eens Einstein de dringende behoefte gevoelde om een formule op de achterkant van een enveloppe neer te krabbelen, ten einde wat meer licht te doen schijnen, licht dat op dit ogenblik over ons allen valt - al hebben we nooit van de man gehoord, en kennen we hem slechts van foto's uit boekjes of tijdschriften... Einstein is op een gegeven ogenblik ook mijn huis komen binnen vallen, zonder dat ik er op verdacht was. Grote afbraak, nieuwe wederopbouw, bijleren, afleren, vergeten, onthouden, benaderen - God zij dank was er de cybernetica, waardoor het geheel zich wetmatig kon aftekenen, zowel binnen de gemeenschap (fysisch) als het individu (psychisch). Ik ben zeer ingenomen met de wetenschap dat mijn hersenen een computer zijn, in staat nog enkele miljoenen miljarden bits informatie op te slaan, om te verwerken, om bij te dragen tot mijn menselijkheid, om mede te doen beseffen de grenzeloosheid van al datgene waaraan wij in deze jaren raken met onze ogen, oren, harten en andere organen, vezels, spieren, zenuwen, hersenen, de mind, het bewustzijn... Al eerder, of waarom niet tegelijkertijd - is het gehele gebeuren van de evolutie niet één synchroon lopende coïncidentie? - gemeenschappelijk, wederzijds en gelijktijdig, als een orgasme? - toonde Freud mij enkele afgronden, die ik mij nog maar al te goed van heel vroeg herinnerde, en ik kwam | |
[pagina 80]
| |
nog enkele verlichte geesten op mijn weg tegen, enkele heiligen en genieën, een aantal martelaars en verdoemden, totdat ik alleen kwam te staan, gekonfronteerd met mijn eigen Geboorte Orgasme Dood, en ik herleefde; een ándere ademhaling, een verlichting waar duisternis had geheerst, een aanvaarding waar protest nog de hoogste vorm van aktiviteit betekende, een openheid waar voorheen slechts grenzen waren. Let wel: ik spreek van een proces dat zich door iedereen op eigen unieke wijze verbaliseren laat; de aard der ervaringen die mij deelachtig werden, als een geschenk uit de hemel, maakten mij tot een zielsgelukkig mens - ik zag hoe groot de verbondenheid van de mens was, dwars door tijdperken en beschavingen, afkomsten en religies, heen, ik zag hoe bij de mens nú in trilling gebracht kan worden een waar woord dat 5000 jaar oud is, of van gisteren, of daartussen... Altijd dat eendere naakte hoopje vleesgebonden waterstofatomen, met zijn geestelijke diepten en hoogten, die lichamelijke tempel van helletochten en hemelvaarten, in de meest benauwingwekkende omstandigheden niets dan hulpbehoevendheid, snikkend om liefde en begrip: een moordenaar die huilt om zijn moeder, een angstige die zich verzet tegen het sterven, de radeloosheid van de uitzichtloze... Geen mens is er, die niet intrinsiek zijn eigen hartroerende uniek-zijn doorvoelt, zijn ‘anders’ dan álle anderen zijn: élk mens is de éerste, en enige. Niemand kan andermans leven leiden, het pad kan door een ander aangewezen, maar slechts door jezelf bewandeld worden; er is een stuwkracht en een aantrekking, maar ieder geestelijk ruimtevaarder is daarheen onderweg via zijn eigen orbit. Laten wij de frequenties, waarop wij kontakt met elkaar behouden, zo zuiver mogelijk afstemmen, op golflengten zonder énig misverstand of vooroordeel, laten wij de kommunikatie schoonhouden voor essentialia. Mijn proeven van kommunikatie leg ik af binnen een onbe- | |
[pagina 81]
| |
grensd taalgebied, dat zich weergeven laat - maar niet vertegenwoordigen - in 26 lettersymbolen. Laten wij de symbolen niet verwarren met de werkelijkheid, laten wij de grootste gemene delers zoeken en vinden, die meerwaarde hebben boven geld, uren, grammen, meters - al die afspraken die wij moeten vergeten en afleren, willen wij ons waarlijk met de toekomst bezighouden. Ik houd een ideaalbeeld hoog, dat ik noem: de vrije mens. Hij is er, en hij is er niet, hij bestaat in de vorm van mythen en heroïeken, hij is nog bij lange na niet uitgestorven in de menselijke verbeeldingskracht, zijn menselijk bestaan ligt binnen bereik, hij is komende, hij wacht op ons, hij is de mens van morgen, en hij beweegt zich, onzichtbaar verlicht, in het heden. Wie spreekt over toekomst kan een serie begrippen uit een oneindige schakelreeks associaties te voorschijn toveren: vrijheid, revolutie, waarheid - al die ándere gegevens betreffende verleden en heden, die balanceren boven dezelfde afgrond van gedachten en gevoelens, waar de mens zich een beeld gebouwd heeft van wat hij is, en waarheen hij gaat. Waartoe hij hier en nu zal moeten komen, bovenal, wil hij betrokken zijn en blijven binnen datgene wat wij afgesproken hebben ‘evolutie’ te noemen - die ontwikkeling die een leerproces is, dat groeiproces waarvan wij ten behoeve van het geheel onze afzonderlijke vruchten kunnen plukken: op de weg naar de bevrijding komen rustpunten voor en crises, cataclysmen en katharses: de therapie van de openbaring, de blootlegging van kosmische verbanden, een vrijheid die door ieder mens individueel beleefd kan worden, een universeel gebeuren: het is een dichterlijke vrijheid die mijn absolute realiteit zich niet langer voorstelt, maar verwerkelijkt... Het wonder, dat leven heet, laat zich op allerlei wijzen slechts benaderen, het is niet weer te geven. Hoe kunnen wij dan die toekomst bepalen, waarvan wij niet weten of het de al- | |
[pagina 82]
| |
lergrootste illusie is, die de mens zich ooit gebouwd heeft? Persoonlijk weet ik evenwel, dat niets anders van waarlijk belang is; het grootste engagement bestaat er uit dat wij ons gezichtsveld op de toekomst bij voortduring verruimen door de kommunikatie met anderen - als kommunikatie inderdaad het enig-bestaande probleem is, wat kunnen wij dan anders doen dan het probleem bij de wortels grijpen, en ons voornemen niets vast te leggen van al datgene wat wij nog niet weten? Wij kunnen onmogelijk de balans opmaken van menselijke verworvenheden; wie is in staat te oordelen over goed en kwaad, licht en duister? Er bestaan slechts momentopnamen van uitkomsten van voorlopige slotsommen, maar niemand heeft het laatste woord buiten het leven-zelf, dat ons omsluit en ont-vangt. De toekomst-gedachte is geboren in de menselijke verbeelding, de enig waarlijke scheppende kracht; de mens is op weg, langzaam, maar zeker, naar beheersing van zijn gegeven binnen- en buitenwereld; een ontwikkeling die niet te stuiten is en voor ieder van ons afzonderlijk, en ons allen gezamenlijk, onvoorstelbare vormen zal aannemen. Vrijheid is vuur, wie de vrijheid wil leren kennen zal door het vuur moeten gaan om gelouterd te worden. Er is een drempel waar veel mensen overheen getild moeten worden, willen zij ten volle ervaren wat onder ‘vrijheid’ wordt verstaan. Laten wij het woord chaos niet schuwen. Van Dale, dikke weldoener der Nederlandse taal, adviseert: ‘baaierd, staat van ongebondenheid; algehele toestand van verwardheid; warboel; omvangrijke verwarde en ordelose massa.’ Het zou een illusie zijn te leven met welke zekerheden dan ook. Want wat is die illusie (weer volgens Van Dale)? ‘Zinsbegoocheling; droombeeld, denkbeeld waarvan men waant dat het aan de werkelijkheid beantwoordt of dat men gaarne verwezenlijkt zou zien.’ Wij zullen, ieder van ons, als ons leven ons lief is, moeten | |
[pagina 83]
| |
leren leven met een werkelijkheid die méer omvat dan wij hier en nu kunnen vermoeden, voorstellen, verbeelden, aanvaarden. Zóvelen die nog in moeten zien, dat destruktie en chaos als natuurlijke gegevens binnen een genezingsproces ervaren kunnen worden. Mét Norman O. Brown (Love's Body, New York, 1966): ‘Dionysus, de krankzinnige god, doorbreekt de grenzen; bevrijdt de gevangenen; schaft onderdrukking, af, en maakt een einde aan het principium individuationis, daarvoor in de plaats stellende de eenheid van de mens en de eenheid van de mens met de natuur. In deze tijd van schizofrenie, met het atoom, met het individuele zelf de grenzen desintegrerende bestaat er, voor diegenen die onze zielen zouden willen redden, de ego-psychologen, “het Probleem van de Identiteit.” Maar de afbraak moet gemaakt worden tot een doorbraak; zoals Conrad zei, in het ondergedompelde, verzonken (immersed) destruktieve element. De ziel die wij de onze kunnen noemen is geen werkelijke. De oplossing voor het identiteits-probleem is: verlies jezelf. Of, zoals het in het Nieuwe Testament staat: Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie terwille van Mij zijn leven verliest, zal het vinden.’ Tot dusverre dit citaat van Norman Brown, een der denkers, die ik in de wereld het hoogst schat. Er zijn futurologen die voorzien dat er tot het magische jaar 2000 méer zal gebeuren dan er ooit heeft plaatsgevonden in de afgelopen telbare jaren van deze Christenheid; opnieuw stippelt Norman Brown ons een gedragslijn uit: ‘De waarlijke apocalypse komt, niet met het visioen van een stad of een koninkrijk, die nog altijd extern, van buiten zouden zijn, maar met de identificatie van de stad en het koninkrijk met het eigen lichaam.’ ‘Al het vlees zal het gezamenlijk zien. De apocalypse is de ontbinding van de groep als een serie nummers, zoals in de representatieve demokratie, en haar vervanging door de | |
[pagina 84]
| |
groep als een fusie, als gemeenschap (communion). Als in het totemisme hebben wij deel aan elk ander zoals wij deelhebben aan het objekt.’ Dat is de apocalypse, eerder dan de definities die Van Dale geeft: ‘het laatste boek van de bijbel, de Openbaring van Johannes; (bij uitbr.) profetie betr. de ondergang der wereld, het Laatste Oordeel, enz.; (fig.) tijdperk dat of reeks gebeurtenissen die de ondergang van de wereld voor de geest roepen.’ De wéreld ís vergaan, de westerse beschaving héeft afgedaan, er ís geen steen meer op de andere gebleven - wat zich nu, op dit moment afspeelt, zijn de tekenen aan de muren van Jericho, de ten uitvoerlegging van een groot sloop- en een nog grootser opbouw-plan. Dát is de waarlijke zin van alles, wat zich op het schouwtoneel van de wereld afspeelt - wreed toneel, zeker, maar wie is er om te oordelen over een ánder? Voorzag de franse dichter Antonin Artaud niet met zijn Théâtré de la cruauté al vér voor de jaren '40-'45 alle verschrikkingen van het Derde Rijk; bracht hij niet negen jaar in krankzinnigengestichten door, omdat hij Auschwitz en Dachau aan de man trachtte te brengen met een individuele theatervorm, die nog steeds de grenzen van het mogelijkte-verwezenlijke te buiten gaat? Het vereist moed, uit de alledag met zijn bewustzijnsvernauwende normen de bandeloosheid van de grotere konteksten binnen te dringen; en de tijdgebondenheid van verleden, heden, toekomst, uit te breiden tot de synchroniciteit die de kernwaarheid van het Al betekent. De nieuwe verbanden, of verlossingen, door denkers als Marshall McLuhan, Buckminster Fuller, Robert Theobald, Alan Watts, of Norman Brown blootgelegd en aangegeven, stuiten vaak af op de ego- en identiteits-problemen van sceptici en cynici, machtelozen en onbewusten: zij zien de onontkoombaarheid als een persoonlijke dreiging inplaats van de mogelijkheden te exploreren van een enorme univer- | |
[pagina 85]
| |
sele verrijking. Nobelprijswinnaar-fysicus Linus Pauling verklaart ‘Ik weet dat ontdekkingen gedaan zullen worden die mijn verbeeldingskracht (imagination) niet in staat is te bevatten. Ik wacht ze af met nieuwsgierigheid en entoesiasme.’ Dat nulpunt, die tabula rasa, kan een uitgangspunt zijn. Vrijheid is inderdaad vuur, zal het aanschijn der aarde veranderen; de schepping is een voortdurend-veranderend proces, het leven is niet een beschermd en veilig manipuleren van gegevens en zekerheden, het is alles eerder: léren leven met onvoorzienbare gebeurtenissen... Laat levende raadslieden, die zelf alle spelen doorleefd hebben, en zich met het menselijk wezen zélf bezighouden, voorbij psychologie, voorbij elke specialisatie, je bijstaan. Informatie is het, die wij kunnen delen, uit-delen en mededelen; elk mens kan deel worden van een geprogrammeerd plan tot het verschaffen van nieuwe referentie-kaders in de strijd om het naakte bestaan. Wij staan aan het begin van een nieuw leerproces, niet als in tegenstellingen verdeelde slachtoffers, maar als één totaliteit die van nú is, en van altijd, dus ook van morgen. De veelsoortige aardbewoner van morgen kan slechts één ding vooropstellen: een nieuwe wereld, die wij gezamenlijk zullen moeten optrekken, in de geest, een luchtkasteel, een utopie. Er is geen plaats voor op aarde wellicht, maar onze geest is vrij. Op weg naar een verdere bevrijding zullen wij nog wel zo het een en ander aan gifstoffen, vervuiling, degeneratie en verrotting ondervinden: het oorlogsnieuws dat vandaag onze kranten beheerst is een onverbiddelijke schakel op weg naar de volwassenwording, die de mens op dit moment, vallend en opstaand, zich eigen maakt. Op de schaal van de aktualiteit gelegd, de gemeenschap als projektie van het individu beziend, kan men zeggen dat de kollektieve manifestatie op geen hoger plan staat dan dat van de kleuter, die het nog in zijn broek doet. Dát is Viet- | |
[pagina 86]
| |
nam, dat is een kinderziekte, een besmettelijke hallucinatie, een zwarte pest die wij zullen moeten uitroeien, zoals wij ook de angst, die kanker heet, uit ons organisme zullen weten te verwijderen. Wij zullen gezonde cellen moeten aanbrengen op de plaats van afgehandelde, uitgeputte, overbodige en te ontruimen ziekte-cellen: wij zullen in toenemende mate slechts geheel en al kunnen afgaan op onze intuïtie. Wij zullen moeten aanvaarden, dat het leven zich met méér maten meten laat dan met de (al dan niet bevredigende) antwoorden op de vragen die ons het hier en nu kunnen verschaffen, dankzij techniek, wetenschap, ideologie of welk ander dogma dan ook. Wie zijn leven op de keper beschouwt, ziet dat hij slechts naakt, ontdaan van maskers, persoonlijkheid, het sociale spel, geheel en al alleen volkomen waar is. Om dat eigen gevecht, om die universele waarheid te vinden, hebben te allen tijde mensen hun lichaam en geest op het spel gezet; voorbij hun tijdsproblematieken en -angsten ontdekten Marco Polo het Oosten, Columbus Amerika, Freud de onbewuste diepten van het bewustzijn en Einstein een nieuw wereldbeeld. Wie zich overgeeft aan waarlijk kreatieve tijdsvervulling, verplicht daarmee zowel zichzelf als alle anderen. Wie zijn eigen horizonten verruimt, wordt een bron van inspiratie voor zijn omgeving, wie zijn eigen vrijheden zoekt, ziet door overheden en andere konditionneringen heen, ziet in zichzelf besloten een cyclus die van geboorte tot dood gaat, en vérder, steeds verder, want er is geen andere toekomst... Er zijn momenten, waarop je je realiseert dat in elk mens een potentiële moordenaar of zelfmoordenaar schuilgaat. Dán weeg je je woorden, dan richt je je tot die ene: er is niets om bang voor te zijn. Het enige wat een jongleur met woorden kan hopen, is dat hij daarmee anderen een uitweg verschaft, een deur op een kier zet, een vicieuse cirkel doorbreekt, een drempelvrees verwijdert, iemand doetontwaken: uit apathie of bewusteloosheid, slaap of onverschilligheid. | |
[pagina 87]
| |
Er zijn veel waarheden die ik zelf ontdekt hebbende graag aan anderen overdraag; van een tocht naar de bronnen kwam ik terug met een ontdekking die niet voor niets de laatste der Ten Great Joyful Realizations genoemd wordt.Ga naar voetnoot*
(juni 1968) |
|