Het hek van de dam
(1971)–Simon Vinkenoog– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
E | Leve de kreativiteit!aant.Al mijn kreativiteit is er op gericht verbindingen aan te brengen, in mijn gedachten die zich laten vinden wanneer ik mijzelf aan het schrijven zet, in mijn woorden die de vorm geven aan mijn gedachten, en in mijn daden die zich afspelen op een wereld-toneel dat ik bevolk met drie en een half miljard identiek gestruktureerde, op wonderbaarlijke wijze met mij dit leven delende menselijke mede-bewoners.
Al mijn kreativiteit is er op gericht mij los te slaan van wat ik ben, mij te bevrijden van alle misvattingen die ik mocht hebben opgedaan, mij zo bewust mogelijk te doen ervaren wat het leven - en de dood - inhoudt. Ik ben niets dan mijn kreativiteit, d.w.z. ik ben een organisch deel van de schepping, ook in mij een begin, en ook in mij geen einde, maar eindeloosheid. Ik weet niet in hoeveel dimensies ik mij beweeg, ik leef proefondervindelijk, tijd en ruimte zijn rekbare begrippen, veel theorieën en werkhypothesen, maar er is niets dan de waarheid. En die waarheid houdt in, dat wij ons ten volle bewust dienen te worden van het onomstotelijke feit, dat Alles wat wij waarnemen en gewaarworden, tot Niets zal terugkeren op het moment dat wij deze min of meer ziende ogen ‘voor goed’ sluiten. Alles en/of Niets. Niet elkaars tegenstellingen, maar elkanders komponenten: het alles wat wij kunnen betasten, aanschouwen - materie; de stoffelijke vertaling van alles dat zich niet zeggen laat, waarvoor slechts begrippen te vinden zijn in de betekenissen van velerlei diverse leergangen: ‘een kosmisch elektrisch energie-continuüm’ - kortom, om een aanloop te beëindigen, die naar ik aanneem, ons allen, huidige | |
[pagina 41]
| |
kijkers-en-luisteraars, en toekomstige lezers verbindt met de redenen van ons bestaan, ik kan niet anders dan beamen: ‘Het is de hoogste missie van de mens om in steeds grotere mate de voortbrengselen van de Allerhoogste Verbeelding te begrijpen en te herscheppen, zoals deze worden geopenbaard in de natuur en de menselijke natuur. Dat is de ekstase, het mysterie en de worsteling van de ontzagwekkende menselijke reis door de uitgestrektheid en de majesteit van onze eeuwige kosmos.’ (Oliver Reiser: The Integration of Human Knowledge, Boston 1958)
Door de duisternis treed ik aan het licht. Ik schep uit vreugde, uit innerlijke noodzaak, ik leef niet als ik de hersenen toesta te rusten, want wat men rust noemt, en orde, is stilstand - achteruitgang. Ik wil zó ver vooruit kunnen denken, dat ik mij zelf inhaal: beide benen stevig op ‘Nederlandse’ Aarde Anno 1967 en het hoofd bij voortduring in die Idee, waaraan wij de naam Utopia hebben gegeven. Een visie op de toekomst met visionnaire uitgangspunten. Al wat ik gemeen heb met mijn medemensen, is die dag vandaag, het hier en nu, en mogelijkerwijze die dageraad, waarop zich de dauw aftekent vóor de zon opgaat. Met man en macht span ik mijn uiterste krachten in om meer licht te doen schijnen over nog zoveel dingen, die niet aan iedereen geopenbaard zijn... De illusie, dat wij een houvast hebben in het leven... De fiktie, dat wij zijn wie wij zijn, terwijl wij nog nauwelijks aan het ‘worden’ zijn toegekomen. Ik heb ook niets met mijn mede-mensen gemeen, ik ben minstens even uniek als al die anderen; als kreatief mens tracht ik mij slechts zoveel mogelijk te identificeren met alle vormen die de mens heeft aangenomen. In élk mens alles: de beul, het slachtoffer, de heilige, de held, de misdadiger, de dief, de leugenaar - alle rollen die wij om toerbeurt | |
[pagina 42]
| |
vervullen op weg naar het totale mens-zijn, die grote opgave waaraan ieder van ons dagelijks werkt en verder werkt in een onderweg, dat eeuwig duurt... ‘Om vrede te kennen moet de mens konflikten ervaren; hij moet de heldhaftige fase doorlopen voordat hij kan handelen als een wijze. Hij moet slachtoffer worden van zijn hartstochten voordat hij daarboven kan uitrijzen.’ Henry Miller geeft in deze woorden aan, welke ommekeer in elk mens kan plaatsvinden, en elders schetst hij de voorwaarden daartoe: ‘Men moet tweeduizend jaar van onwetendheid en bijgeloof van zich afgooien, tweeduizend jaar van ziekelijk en ziekmakend ondergronds onwaarachtig leven.’ Het zijn harde woorden - maar Miller behoort niet tot de Brain Police, die onbewust-bewuste samenzwering van macht-hebbenden, die geen stap opzij kunnen zetten voor andermans opvattingen, die hun gegeven zekerheden niet kunnen opgeven, en wier eerste (en laatste) reakties uit panische angsten bestaan. Als er iets is, dat de welwillende toeschouwer opvalt, is het toch wel in de eerste plaats de wijze waarop mensen, en de meningen van mensen, aan banden worden gelegd, gemuilkorfd, aangevallen en onderdrukt. De vrijheid van meningsuiting, die aan de oorsprong staat van elk begrip voor elkaar, is er éen die bij voortduring geknecht, onmogelijk gemaakt en gecensureerd wordt. Een waarlijke hersenspoeling krijgt de krantenlezer thuis, bij het nieuws over oorlog en vrede gezeefd door het apparaat van westelijke nieuwsburos, gezeefd ook door de privé-vooroordelen en vooringenomenheden van hoofdredakteuren en verslaggevers. Er zijn in Nederland nog dagbladen, die de koude oorlog proberen te bestendigen! Geen groter haarden van haat en wrevel, onlustgevoelens en defaitistische apathie dan sommige dag- en weekbladen, waar ‘nieuws’ slechts bestaat in de ongezonde termen van ongelukken, misdaden, ziekten, | |
[pagina 43]
| |
rampen, oorlogen, honger en uiterlijk vertoon: afgeleefde sprookjes, glamour als masker, status als gewicht, het taboe van de materie oppermachtig.
Ik zou mij verliezen in de duisternis, als ik over niets anders zou spreken dan de vermenigvuldiging der a-kreatieve machten, die dit leven schijnen te beheersen: de domheid, de angst, de twijfel, de wanhoop, de onwetendheid, de onkunde - alle verschijnselen die op dit moment in de menselijke evolutie volkomen overbodig, onnodig en onwetenschappelijk zijn. Gebrek aan eerbied voor de schepping. Gebrek aan geloof in de mens. Gebrek aan toekomstverwachtingen; is er gróter zonde, als dit duistere begrip voor het laatst gehanteerd wil worden? Vooruitgang, schreef Charles Baudelaire, is het uitwissen van alle sporen van erfzonde, en hoe gelijk had hij, op mijn huidige ervaringen honderd jaar vooruit. Avant-gardist in de kosmos, op de toppunten van het menselijk kunnen een ondeelbaar ogenblik uitrustende, om te beschouwen, in ontzag en vreugdevol, al datgene waartoe de mens in staat is. Nieuwe kranten zouden daarmee geredigeerd kunnen worden: vol positief nieuws, dat in ieders hart niets dan weerklank zou kunnen vinden: al wat leeft aan vredeswil, bij jonge, ‘onverstandige’, en oudere, ‘verstandige’ mensen. Wat er leeft aan revoluties in muziek, theater, dans, film, bio-chemie, religie, filosofie, de opvoeding, de wetenschap. Wat er leeft aan hoognodige ontmoetingen tussen Oost en West. Hoeveel ontroering in de wereld. Hoeveel liefde. Hoeveel poëzie. Hoeveel religie, ook! Een religie die niet langer gebonden is aan instituten, zoals men overal ter wereld op deze ogenblikken kan aanschouwen een zich losweken van traditie, een ontkennen van normen, een herzien van waarden. Het bij voortduring herzien hoort een permanente geestes- | |
[pagina 44]
| |
houding te worden; het is ook op de lange duur de enige die ons een uitweg vertoont uit moeilijkheden, die op dit ogenblik onoplosbaar lijken. De ontworteling, die het gevolg is van oorlogen, volksverhuizingen, verschuivingen en versnelde kommunikatiewegen, maakt dat onze aarde hoe langer hoe kleiner wordt; niet alleen door een groeiende overbevolking van lichamen, maar door een toenemende beweging, binnen geesten van mensen, met hun kreativiteit die van altijd is: Boeddha's leer even aktueel zijnde als Jezus' predikingen, waarbij niet alleen gebedgenezers en andere dienaren van het Woord onze kommunikatie-media bevolken, maar ook en vooral de zegsmannen van andere dan de Christelijke religies. Tientallen, honderden, duizenden, tienduizenden jongeren voor wie de wereld in allerlei opzichten ànders is dan voor hun ouders: kleiner, omdat zij gemakkelijker over de grenzen heenkomen, en zij zich kunnen vereenzelvigen met álle revoluties: de geestelijke en natuur-wetenschappelijke, maar ook de sociaal-politieke, uit de ‘derde’, eens machteloos schijnende wereld, van Black Power tot Zuid-Amerika en Azië. En die wereld is voor iemand jong in hart en jaren ook groter dan zij voor ouderen ooit geweest is; méér en méér ervaringen komen bij hem aan, via de eksplosies van sport en snelverkeer, spanning en sensatie, maar ook via die innerlijke ontroeringen, de implosies van het verruimde bewustzijn, dat eksperimenteert. Eksperimenteert met het lichaam in de vorm van liefdes-gemeenschap, dansend, juichend, zingend - kreatief. Die kreativiteit, van de jeugd, van ouderen die mede weten mét hun zonen en dochters, dat de huidige maatschappelijke strukturen niet langer dienen voor de dynamische ontwikkelingen van heden; die kreativiteit, op de toekomst gericht, wordt geschraagd door doodgewoon gezond verstand, gevoed door de ontdekking dat het leven | |
[pagina 45]
| |
een levenslange leerschool is, waarin slechts de eigen ervaringen een staat van dienst betekenen, en waarin geen oor wordt geleend aan het horen-zeggen en de andere vormen die het gerucht kan aannemen. Als er ooit behoefte is aan stoute ideeën, dan is het nu de hoogste tijd! Alleen door liefde kunnen de getto's in Amerika en Zuid-Afrika verdwijnen, definitief, alleen door dat andere grote synoniem voor liefde: begrip, kunnen de grenzen tussen Oost en West gesloopt worden, eens en voor altijd; alleen door het vergaren van kennis wordt macht geschapen, en niet door het woekeren met roerende en onroerende goederen... Macht is niet iets, dat je óp anderen kunt uitoefenen, macht is iets dat je zélf hebt, je hele leven lang, en dat je mét anderen kunt delen. Dat is: dwars tegen heersende opvattingen, vaststaande overtuigingen in je eigen gang gaan, en zien wie je dán - want dat is het énig ware pad - ontmoet. Enkelingen, die zich aftekenen als lichte plekken tegen een duister koor van figuranten: mensen die geen masker voor hebben, maar een waar gezicht vertonen, met wie te praten valt over enkele heilige ditjes en datjes... Utopisten, kabalisten, alchemisten, zon- en vuur-aanbidders, innerlijke kosmonauten, okkultisten, theosofen, radikalen, vrije tempelbouwers, ingewijden - te voorschijn tredend uit de achtergrond der tijden waarin idealen stéeds hoog werden gehouden tegen een brandende horizon. Nu of nooit; éen wereld of geen - de muziek schalt opnieuw tegen de muren van Jericho en geen steen zal op de andere blijven - dat wist zo'n tweeduizend jaar geleden Jezus Christus al. Elk uur heeft voor elk mens geslagen, het is de eigen keuze van élk mens of hij een toekomst heeft of niet; elk mens kan mede bepalen in hoeverre hij deel wil nemen aan het wereldburgerschap van het beloofde land. Daarvoor zal ieder van ons veel moeten kunnen loslaten; elk verlies zal voorgoed | |
[pagina 46]
| |
moeten worden aanvaard. De wijze man treurt niet om doden of levenden; hij weet dat altijd alles al heeft bestaan zoals het was, is en zal zijn. Is het niet een aan geen enkele tijd gebonden leergang, waartoe de Bagavad-Gita, de Tao, het Tibetaanse Dodenboek, de Koran en ook de Bijbel ons uitnodigen met ervaringen aan het toppunt en de grenzen van ons bestaan, waar geen onzuiverheid of onvolkomenheid meer toegang heeft. Wanneer de kreativiteit is teruggebracht tot die Oer-Stilte, die de ware muziek der sferen is, dan geeft de geest zich over, de hersenen ontspannen zich van het bij voortduring dekoderen van waarnemingen en wij kunnen ons laten varen op het eeuwige ritme van onze ademhaling. Hier bestaan niet langer tijd, en ruimte. Hier is overal, elders bestaat niet. Slaap ik? Droom ik? Wie waakt? Qui vive!
Uit eigen ervaring weet ik, dat elk mens een duw nodig heeft, zo nu en dan, een schok, een onthulling, een ontroering, een stokkende ademhaling, een stoel waar geen stoel is, een traptrede te veel of te weinig. Dat ben ik: dát schrijversmoment, die éne oogwenk temidden van miljoenen andere. Aan die bronnen van de kreativiteit drink ik mijn dorst weg, dorst naar meer, en meer, steeds meer - het kan niet op, zó groots dat heelal waarin ik mijn leegte wil uitstorten, om een harmonie te vinden die is gelegen in een evenwicht waarnaar elk laatste woord altijd zal blijven tasten... Dat evenwicht laat zich niet vinden door de onvolledige mens, het is de totale mens die herboren kan worden - eerst gekruisigd, dan gestorven en vervolgens begraven. Psychotherapie. Nieuwe woorden voor oude, door de dood heen, door de stilte van het graf.
Wie geen angst heeft voor de dood, heeft van het leven niets te vrezen. Wie de mogelijkheid van een atoomoorlog aanvaardt, moet die kern-explosie bij zichzelf doormaken. | |
[pagina 47]
| |
Doodt die bom. Laat uitsterven die angst. Verrijs. Wie zich neerlegt bij onrecht, is misdadiger. Wie niet zoekt, zal nooit vinden. Wie de vrijheid niet eert, boven al, is een gevangene. Kijk, ik heb een sleutel. Kijk, ik spreek mij uit. Ik heb een lichaam dat van stilte spreekt.
Kreativiteit, een vonk achterhaalbaar sinds Prometheus het vuur van de goden stal. Elk symbool, elk begrip, elk teken, dienstig, funktioneel. De bewuste mens een wekker die ratelt in alle talen: bevrijding, vrijheid, overgave, vrede. Als ik van God spreek, is het er een van de Geboorte, het Orgasme en de Dood. Parend en barend, waaiend en wiekend speelt zich het grote spel van de evolutie af, er is geen andere mogelijkheid van begrijpen, van alles wat zich aan onze ogen en oren voordoet, dan een begrijpende, een liefhebbende instelling. Dat is de waarachtige kreativiteit, waarover ieder mens beschikt: zijn hoogste gegeven, zijn enige leid-draad. In de huidige, veel verwarring scheppende tijd, dient iedereen zich kreatief te kunnen uiten, in dienst van zijn vervollediging. Zelf-realizering. Wie daaraan niet denkt, daarnaar niet handelt, zich daar niet mee bezig houdt, weet niet dat hij leeft, hij blijft gefrustreerd, ontmand, verkracht, achterdochtig, wantrouwend achter. Geen andere weegschaal voor de kreativiteit dan het eigen inzicht, de eigen intuïtie, het eigen Eureka-roepen. Kreatief hoort elke stap te zijn, die wij zetten, verklaarbaar op alle golflengten, te toetsen aan alle werkelijkheden, geldend voor iedereen. De kreativiteit, een kracht die zich een levenlang verborgen kan houden om plotseling open te springen: tégen de routine, tégen de slavernij, de onnadenkendheid, de onverschilligheid en het onvermogen. Kreatief is het, als wij deze obstakels opruimen, gezamenlijk de handen slaan aan een werk, dat nooit een einde zal vinden, waarbij wij nooit zullen kunnen uitrusten, omdat de energieën waarvan wij ons bedienen nooit opge- | |
[pagina 48]
| |
bruikt zullen raken. Is het leven niet een doortocht? Zijn wij werkelijk ooit ‘thuis’? Hebben wij een dak boven ons hoofd, grond onder de voeten? Mijn ogen bestrijken een wereld, die niet meer is als ik de ogen sluit. Weten wil ik, alles. Er zijn geen grenzen, er zijn geen regels. Schrijvend baan ik mij een pad temidden van de geakkumuleerde ervaringen, waaruit ik te hooi en te gras mijn kennis kies, mijn bloed-eigen kommunikatie. Naar verbindingen zoek ik, tussen binnen en buiten, dat wat mijn bewustzijn ervaart, en ik heb er geen woorden voor, en dat wat de wereld voorstelt - met zijn uitvindingen en ontdekkingen, openbaringen en onthullingen: er zijn geen woorden voor, slechts formules, numerieke symbolen - talen, processen, strukturen, belevenissen. Het kontakt daartussen betekent een onderdeel van de grote synthese, die de mens ooit eens zal gewaarworden, de integratie van al zijn kennis en inzicht, op al die gebieden waar mensen elkaar zullen aantreffen bij het uit de wereld helpen van hedendaagse problemen, die wij bij lange na nog niet in volle omvang kunnen overzien, maar die wij ons voor de geest kunnen stellen niet als operaties waartegen wij ons defensief moeten opstellen, maar als transakties waaruit wij voordeel kunnen behalen. ‘De uiteindelijke kreatieve kapaciteit van de hersenen zou voor alle praktische doeleinden oneindig kunnen zijn’, een ruimte-bioloog in Amerika die het opmerkt - het is welhaast vanzelfsprekend. In de huidige evolutionnaire ontwikkeling is de pro-Einstein mens een schim op een projektie-beeld, en temidden van schimmen beweegt zich de mutant, die zich van de aarde verheft - waaraan hij als alle zoogdieren gebonden is - om als ruimtelijk wezen herboren te worden. Het is een welhaast vulgair-logische stap: zoals wij eens uit de zee het strand opkropen, in onze vroegere levende gestalten - met de aarde als middelpunt, met de zon en de snelheid van het licht als middelpunt, daaraan voorbij vol- | |
[pagina 49]
| |
trekt zich het grote ruimtelijke epos van het Zelf, dat wij aan den lijve kunnen ondergaan. Aan elk gebeuren een dimensie méér; steeds de vereniging van de polariteit en in de plaats van de tegenstelling, de dualiteit. Kreativiteit in dienst van deze vereniging, deze eenwording, deze ontwikkeling waarbij ook aan de machine een deel van leven wordt verschaft, het is de onze. Laten wij niet bang zijn, laten wij niet onze persoonlijke problemen vooropstellen, laten wij ons bevrijden van banden, die al dan niet knellen. Het leven is een eksperiment in saamhorigheid, ‘Waarmee wij op dit ogenblik gekonfronteerd worden, is een immens probleem van programmering; een produktie-nummer waarvan deze oude wereld maar zelden getuige was. Te zeggen dat de mens het stuk eerst moet schrijven alvorens het uit te voeren is de essentie niet vatten: hij schrijft het stuk nu, terwijl hij het leeft, een “psychodrama” zoals Moreno zich nooit voorstelde. Het is een eenvoudig feit dat de ontknoping slechts kan volgen als het gordijn opgaat voor het volgende bedrijf van het cyclodrama en de mens gedwongen wordt een planetaire betekenis te scheppen teneinde uit te vinden waar het allemaal om gaat.’ Opnieuw professor Oliver Reiser, een der verlichte geesten die mij op weg hielpen. Ik weet niet of de ‘iedereen’ waarover ik het had, zijn kreativiteit zal kunnen uitleven; wél is het zeker dat rekreatieve mogelijkheden geschapen zullen moeten worden om in de nabije toekomst gebruikt te worden. Mét het groeiende aantal televisie-kijkers (in zwart-wit, kleur en een extra-dimensie) zullen er vélen zijn die hun aanwezigheid op aarde minder passief willen beleven; neem een voorbeeld aan de jeugd die nu al roept om speelruimte, wakend tegen een onleefbaarheid der grote steden die - als wij niet oppassen - over enkele decennia slechts bewoond zullen kunnen worden door robotten. Tegen dié diktatuur verzet ik mij al bij voorbaat, zoals ik mij ook verweer tegen de mentaliteit die | |
[pagina 50]
| |
de oorlog in stand houdt: een dommekracht, die onze ekonomie en politiek beheerst, een zwaartekracht van gisteren die achterhaald is. Het zijn vreedzame revoluties waarmee de utopisten onder ons, waarlijk kreatieve mensen zich bezich houden, glorieuze idealen voorbestemd werkelijkheid te worden - vol van het besef, waarvan ook eens president Kennedy sprak: ‘Wie vreedzame revolutie onmogelijk maakt, maakt een opstand onvermijdelijk.’ Ik geloof, dat die opstand bezig is zich te vormen; het is een onzichtbare opstand van de geest, een revolte tegen alles wat verroest en versleten is, doelloos, inhoudsloos. De machten, die zich op dit moment tegen de vooruitgang verzetten, graven slechts dieper hun eigen graf, en wie zich hier met mij waagde in dit altijd verlichte, maar steeds versluierd blijvend gebied van de kreativiteit zal mét mij kunnen inzien, dat de vrijheidsvlammen die over deze wereld slaan, niet langer zijn te blussen. Niet door oorlog, niet door geweld, niet door tyrannie. Wij zijn niet alleen de puinruimers van gisteren, wij bevinden ons vandaag op een barrikade - zie, tekens van leven brandend aan alle wanden... Er zal niets van ons overblijven, dat niet waar is, niets dat niet beter gezegd had kunnen worden. Er is álle reden om te leven, er is geen enkele reden om achter te blijven. Er is geen goedschiks, en geen kwaadschiks; er zijn slechts oren die horen willen, en ogen die willen zien. Wat zich in ieder van ons afspeelt, in de konfrontatie van leven en dood, bij het samenvallen van vraag en antwoord, het is een wonder. Het wonder heet: schepping. Het is de bron van elke menselijke kreatie, het is: het leven zélf.
(oktober 1967) |
|