Gestelsche liederen
(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend
[pagina 126]
| |
Absyrtosaant.Die nacht werd hij gestrooid, - niet voor de visschen,
Maar voor een ander glinsteren: van oogen
Betraand in machtloos wee, steeds aangezogen
Door nieuwe brokken die men niet mocht missen.
Zoo kwam hij langzaam, langzaam op het droge:
Eindlooze vangst, bemoeilijkt door het gissen
Naar wat wellicht nog ronddreef in 't onwisse
Van al die golven die zijn lijk bewogen.
Absyrtos, hoor, uw oude vader stamelt
Zijn waanzin op de plecht, waar gij verzameld
En tot een zoon bijeengebonden zijt.
Zulk leed heeft niet uw moeder ondervonden,
Toen gij met heel uw lichaam haar verwondde',
Als door een pink van u uw vader lijdt.
|
|