| |
| |
| |
Deel II
Gestelsche liederen
Waar nodig is de oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen (1949) afgekort met: GL.
De oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen bevat (op p 350) de volgende Aanteekening:
De verzen uit deze bundel zijn geschreven in het Seminarium Beekvliet te St. Michielsgestel, Juli 1942-Januari 1943, grootendeels in de volgorde van publicatie. Alleen Madonna met de Valken is later herhaaldelijk aangevuld en omgewerkt.
In S. Vestdijk, Brieven uit de oorlogsjaren aan Theun de Vries, Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Theun de Vries, 's-Gravenhage, 1968, schrijft Vestdijk (d.d. 12-10-'43, op p 107) het volgende over de bundel Gestelsche liederen: ‘Je uitvoerig bericht over de verzen deed mij veel genoegen. Je voorkeur voor bepaalde verzen kan ik meestal wel deelen; ook ik vind b.v. de Gestelsche liederen het beste, ook omdat ze voor mijn doen nogal “lyrisch” zijn. Die almanakverzen zijn inderdaad op bestelling geschreven, in 2 dagen. Van Duinkerken vond ze ongeveer de beste, maar ik geloof, dat ik meer tot jouw oordeel overhel; ze zijn misschien wat erg onverantwoordelijk speelsch, “met de linkerhand geschreven”, hier en daar; hoewel men op die manier vaak aardige vondsten doet. De verloren Zoon staat vol theologie, naar mij gedeeltelijk achteraf gebleken is (het citaat van Markion zette ik er later bij). De Werkplaats in het Bosch is nièt als satyre bedoeld, hoor! Het laatste ding is inderdaad nogal moeilijk; de eenheid van Vader en Zoon in huiselijk-psychologische visie vertalen is geen gemakkelijke taak. Dat je de Schuttersmaaltijd “pakkend en frisch” vind[t], aanvaard ik niet alleen als compliment, maar ook als bewijs, dat het mij inderdaad gelukt ìs, de “werkelijke” beteekenis van deze verzen geheel verborgen te houden! Het geheel is n.l. pijnlijk scholastisch opgezet als philosofische dialectiek (zooals ik dat in 't Verwey-boek [Albert Verwey en de Idee] beschrijf), hetgeen dan nog weerkaatst wordt in de bouw van de terzetten, die ook heelemaal volgens plan ver- | |
| |
loopt. Maar van dit alles merkt geen mensch wat, behalve dan de vage notie, dat er een zekere gedachtenontwikkeling aan de gang is. Overigens kun je er gerust een satyre op de bourgeoisie in zien, - het eene sluit het andere niet uit; bovendien zit dit in het onderwerp zèlf, een “schuttersmaaltijd” is op zichzelf al een satyre in die richting! Pom [Martinus Nijhoff] beschouwde deze verzen als een parodie op de Gestelsche samenleving, maar dat is me al te particularistisch; tenzij dan heél erg “onbewust”. Toen ik het ontkende, dacht hij, dat ik er niet rond voor uitkomen wou; ik meende tenminste zooiets te merken!’
Theun de Vries tekent daarbij aan: ‘Markion: kerkhervormer en ketter uit de 2e eeuw, die inzonderheid elke eenheid tussen de Joodse Jahwe en de God der Christenheid loochende. Daar De verloren zoon niet is verschenen en het citaat van Markion bij De werkplaats in het bosch staat, neemt de schrijver aan dat De verloren zoon in De werkplaats in het bosch is opgegaan’. Zie voorts de aantekeningen bij de onderafdelingen Grieksche sonnetten (p 85) en Madonna met de valken (p 169).
| |
De schuttersmaaltijd 3
Zie aantekening hierboven bij Gestelsche liederen.
| |
I. Hoe is het moog'lijk met elkaar te praten 5
Ook opgenomen in Een op de zeven, p 73. Een handschrift van dit gedicht is (bij een artikel van F.R.A. Henkels), met de opdracht: Voor F.R.A. Henkels, gereproduceerd in Hervormd Nederland van 3 april 1971. De achtste regel van het handschrift luidt als volgt: Van elven, huiv'rend in de morgenstond.
| |
De uiterste seconde 35
Deze reeks gedichten werd, met uitzondering van het vers De vogel, in 1944 afzonderlijk uitgegeven als De uiterste seconde (zie bibliografie in deel III). Het Colophon van deze uitgave vermeldt m.b.t. de tijd waarin de verzen zijn ontstaan: ‘De verzenreeks “De uiterste Seconde” werd door S. Vestdijk te Sint Michiels Gestel geschreven, in Augustus en September van het jaar 1942.’
| |
De vogel 37
De Vrije Katheder (VK), 1945/46, p 15. Voorts in De Zondagspost van 22 Juli 1945 (overgenomen uit De Vrije Katheder),
| |
| |
en in Gedenkboek Gijzelaarskamp ‘Beekvliet’, St. Michielsgestel (B), Schiedam, z.j. (1946 of 1947), p 101. Ook opgenomen in Door de bril van het heden, p 40.
37, 3 |
En op de Vughter hei kwettert een vogel |
37, 6 |
Als moordreflexen door 't ontsteld gemoed. |
37, 12 |
Met deze kleur mééleeft, |
37, 17 |
(VK) En dan, als in Sint Michiels Gestel |
37, 17 |
(B) En later, wanneer in Sint Michielsgestel |
37, 18 |
(VK) De mannen aantreden op 't voetbalveld, |
37, 18 |
(B) De mannen aantreden op 't veld, |
37, 23 |
(VK) Maar wie, zoo rood besnaveld, is beducht |
In De Vrije Katheder aan het slot de aantekening: (geschreven na de fusilleeringen te Sint Michiels Gestel, 15 Augustus 1942).
| |
De doode zwanen 39
Tekst volgens Een op de zeven, p 74-75. Voor het eerst, toen anoniem, gepubliceerd in 1944 als De doode zwanen (DZ) (zie bibliografie in deel III). Voorts in De uiterste seconde (US), 1944, p 5-6. Het kolofon van de afzonderlijke uitgave De doode zwanen vermeldt dat het gedicht geschreven werd op 20 augustus 1942 te Sint Michielsgestel. Een handschrift van dit gedicht, in de versie van 1944, is gereproduceerd in het Vestdijknummer van Podium, 17 October 1948, tussen p 22 en p 23.
39, 2 |
(DZ, US) Roepen voortdurend, klaaglijk schril, |
39, 21 |
(DZ, US) Is 't weemoed, liefde, of zijn zij |
39, 22 |
Afgunstig op het voortbestaan, |
| |
Het landschap van de dood 41
De uiterste seconde, 1944, p 7-8. Ook opgenomen in Door de bril van het heden, p 42-43.
41, 5 |
Het blauw is er te grijs, het grijs te blauw; |
41, 8 |
Maar andere, die enkel zijn te rijmen |
41, 17 |
Dan blijven zij onbruikbaar voor de school, - |
42, 7 |
Waakt in 't holst van de nacht, en weet niets schooners |
42, 22 |
In 't handschrift van verdroogde bladernerven; |
| |
Lied 43
Tekst volgens Een op de zeven, p 76-77. Eerste publikatie in De uiterste seconde (US), 1944, p 9-10.
43, 9 |
(US) En slaat de ziel met minder recht |
43, 20 |
(GL) En waar zij luidt is niemand dood. |
43, 21 |
(US) Want doodzijn is een rekensom |
| |
| |
43, 22 |
(US) In 't arsenaal der huis'lijkheden, |
44, 1 |
Zoodra de klokken en het riet |
44, 2 |
Zich van die feesten meester maken, |
44, 3 |
Verstaat men hun bedoeling niet: |
44, 6 |
Van wie de klokken mild verklaren, |
44, 15 |
(US) Wat men begrijpt duurt niet zoo lang: |
| |
De stervende vlinder 45
De uiterste seconde, 1944, p 11-13. Twee strofen uit de versie van De uiterste seconde zijn weggelaten in Gestelsche liederen, zie hieronder.
45, 9 |
Zonder verval van krachten, |
46, 4 |
Waarmee hij mij versloeg. |
Tussen regel 4 en 5 op p 46 de volgende twee strofen weggelaten:
Stuiptrekkend te bewegen;
Daar ligt iets dood'lijks in.
Heeft dit tweeslachtig spelen
Mij langs de ziel gestriemd,
| |
De uiterste seconde 48
De uiterste seconde, 1944, p 14. Voorts in Gedenkboek Gijzelaarskamp ‘Beekvliet’, St. Michielsgestel (B), Schiedam, z.j. (1946 of 1947), p 105. Ook opgenomen in Door de bril van het heden, p 41. De opdracht in De uiterste seconde en in Beekvliet luidt: Voor A.
48, 9 |
Doodgaan is niet de treurige gedachte, |
48, 15 |
(B) Dit is de ware wedloop van de tijd; |
| |
Ballade van het goede overlijden 49
De uiterste seconde, 1944, p 15-22. In De uiterste seconde tussen de elfde en de twaalfde strofe (nu: de derde en de vierde strofe op p 51) en tussen de negenentwintigste en de dertigste strofe (nu: de eerste en de tweede strofe op p 56) een stippellijn.
50, 12 |
Zoo donker is het reeds op 't pad. |
50, 17 |
Veeleer verbloemt hij onze daden, |
50, 18 |
Voorkomt hij onze hartewensch. |
| |
| |
52, 2, |
Het pad vergaat van hoog naar laag; |
52, 15 |
Die niet de murwe angsten grijpen, |
| |
Allegorie 57
Tekst volgens Een op de zeven, p 78-79. Eerste publikatie in De uiterste seconde, 1944, p 23-24.
| |
Berceuse 59
Tekst volgens Een op de zeven, p 80-81. Eerste publikatie in De uiterste sceonde (US), 1944, p 25-26. Op de grammofoonplaat S. Vestdijk leest uit eigen werk, Philips 422 293 PE, Amsterdam, november 1958, leest Vestdijk, in de versie van Een op de zeven, o.a. dit gedicht.
59, 3 |
(US) Gij leeft nog in 't schrikbewind |
59, 4 |
(US) Dat uw bloed door de aderen joeg |
59, 11 |
(US) Der bedrieg'lijke eeuwigheid, |
59, 18 |
(US) Het omarmen van ver en dichtbij, |
59, 24 |
(US) Weg de eeuwige worst'ling beslist. |
60, 3 |
(US) Gij zijt als mijn ziel, o kind, |
| |
Feuilles mortes 61
Tekst volgens Een op de zeven, p 82-83. Eerste publikatie in De uiterste seconde (US), 1944, p 27-28.
61, 4 |
(US) En kleuren als het licht verdwijnt. |
61, 17 |
Die eeuwig schijnt, en ons wil troosten |
61, 19 |
(US) Reeds staat de stormwind op in 't Oosten, |
61, 22 |
Als doode vogels aan een tak |
62, 1 |
En zelfs nog bij hun doodendansen, |
62, 12 |
Maar dàt is hij die sterven zal. |
62, 14 |
Die dwarreldood van wat reeds stierf |
62, 16 |
(US) Een dubb'le adeldom verwierf. |
62, 16 |
(GL) Zich dubb'le adeldom verwierf. |
62, 19 |
(US) Dat haast geschiedt ten onzen bate |
| |
Boerderij bij Doorn 63
De uiterste seconde, 1944, p 29.
| |
De houthakkers en de beelden 64
De uiterste seconde, 1944, p 30-32. In De uiterste seconde tussen de elfde en de twaalfde strofe (nu: de vijfde en de zesde strofe op p 65) een stippellijn.
64, 15 |
Dat eerst maakt de dag zoo heet |
64, 24 |
Dat 't hen ongelegen komt. |
66, 16 |
Voor Hij Zijn gelaat omhult. |
| |
| |
| |
Grieksche zuilenrij 67
De uiterste seconde, 1944, p 33-34.
67, 15 |
Slaan zij u 't laatste wapen |
| |
Rondgang door het jaar 69
Zie ook de aantekening bij de titel van de bundel: Gestelsche liederen. Het verzoek om deze Rondgang door het jaar te schrijven, kwam van Ds. F.R.A. Henkels, die eveneens geinterneerd was in Sint Michielsgestel, en de serie voor een illegale publikatie had bestemd. Deze is echter niet verschenen. De almanakverzen zijn, zonder Epiloog, en hier en daar gewijzigd, ook gepubliceerd in de Schrijversalmanak voor het jaar 1954, Amsterdam, 1953. In enkele gevallen gaf Vestdijk uiteindelijk toch weer de voorkeur aan de tekst van de oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen, in één geval is hij van beide versies afgeweken (zie hieronder).
| |
Januari 71
In de Schrijversalmanak voor het jaar 1954, op p 8, de variant:
71, 1 |
Na bonte maaltijd breekt het witte licht |
| |
Februari 72
Tekst volgens de Schrijversalmanak voor het jaar 1954, p 10.
72, 13 |
Met een verscheidenheid van weersbestel |
| |
Maart 73
In de Schrijversalmanak voor het jaar 1954, op p 12, de variant:
73, 6 |
Waarmee hij wind maakt als de vogelvlerken, |
| |
October 80
In de oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen de variant:
80, 9 |
Rood is de kleur der wilde nachtsignalen, |
In de Schrijversalmanak voor het jaar 1954, op p 26, de variant:
80, 9 |
Rood is de kleur der wildste nachtsignalen, |
| |
Grieksche sonnetten 85
In S. Vestdijk, Brieven uit de oorlogsjaren aan Theun de Vries, Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Theun de Vries, 's-Gravenhage, 1968, schrijft Vestdijk (d.d. 27-9-'42 vanuit Sint Michielsgestel, op p 59), kennelijk over de Grieksche sonnetten: ‘Op 't oogenblik ben ik bezig met een cyclus van 48 sonnetten over onderwerpen uit de Gr. mythologie, gegarandeerd vrij van tijdsproblemen en de beroeringen van de dag.’
| |
| |
| |
Orpheus en Eurydice 91
Semaphore, 1946, Volume A, p 29.
91, 10 |
Werd nog verzacht, doordat hij uit de hel |
| |
Prometheus 93
Klaverdrie, 1945/46, p 740.
93, 2 |
de landbouw en het nuttig hemelvuur, |
| |
Het verleden van Silenos 94
Semaphore, 1946, Volume A, p 28. Ook opgenomen in Een op de zeven, p 84. In Semaphore gepubliceerd als: Het Verleden van Dionysos.
| |
Leda en de zwaan 95
Semaphore, 1946, Volume A, p 30.
95, 8 |
En hij gracieuzer, zelfs als wandelaar. |
| |
Daphne 96
Apollo, december 1945, p 32. Ook opgenomen in Een op de zeven, p 85.
96, 11 |
Haar heengedreven waar ze om uitkomst bad. |
| |
Demeter's klacht 97
Tekst volgens Een op de zeven, p 86. Eerste publikatie in Criterium (CR), 1945/46, p 225.
97, 2 |
En van de blond herboren korenaren, |
97, 6 |
U wel ontroofd werd, maar om u te sparen |
97, 12 |
(GL) Uit een verleden vol verloren groen, |
97, 13 |
(CR) En de minuut, dat zij weer heen moet varen, |
| |
Phaëton 98
Podium, 1945/46, p 48.
| |
Ganymedes 99
Semaphore, 1946, Volume A, p 30.
| |
Tiresias in de onderwereld 104
Klaverdrie, 1945/46, p 739.
| |
Het vat der Danaiden 105
Semaphore, 1946, Volume A, p 29.
105, 6 |
Dat de Acheron na vele marteljaren |
| |
De steen van Sisyphos 106
Klaverdrie, 1945/46, p 740.
106, 5 |
Zo ligt die steen daar stil in evenwicht |
106, 6 |
Op deze top, naar mineralenaard |
| |
Ariadne op Naxos 108
Centaur, 1945/46, p 733.
| |
| |
| |
Io en de horzel 110
Podium, 1945/46, p 85.
| |
Ikaros 112
Tekst volgens Een op de zeven, p 87.
112, 3 |
De vader wist: een wedloop met de dood... |
| |
Hebe 113
Tekst volgens Een op de zeven, p 88.
113, 8 |
Enkel door God te worden opgemerkt. |
113, 10 |
Als letters op een onbeschreven blad |
113, 11 |
Waaruit geen volle volzin werd geboren. |
| |
De geboorte van Pallas Athene 114
Tekst volgens Een op de zeven, p 89. Eerste publikatie in Semaphore, 1946, Volume A, p 31.
114, 10 |
Die haar als halve wees ter wereld bracht, |
| |
Hermes Psychopompos 118
Podium, 1945/46, p 86.
118, 8 |
En wacht tot ieder de obool aanbiedt. |
| |
Absyrtos 126
Tekst volgens Een op de zeven, p 90. Eerste publikatie in Centaur, 1945/46, p 735.
126, 9 |
Absyrtos, hoort, uw oude vader stamelt |
| |
De geboorten van Hera 128
In de inhoudsopgave van de oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen luidt de titel: De geboorte van Hera.
| |
Het lied der Sirenen 131
Tekst volgens Een op de zeven, p 91. Eerste publikatie in Ad Interim (AI), 1946, p 128.
131, 11 |
Niet met een gebaar van: vergeet ons niet, |
131, 13 |
(AI) Met hem die zijn eigen ziel wil bestrijden, |
| |
Hekate 132
Semaphore, 1946, Volume A, p 28.
| |
Arachne 134
Tekst volgens Een op de zeven, p 92. Eerste publikatie in Centaur (C), 1945/46, p 734.
134, 5 |
(C) Eenkennig en langdradig, leeg van zin, |
134, 8 |
(C) Dat men de armzaligheid van in 't begin |
| |
Europa en de stier 137
Centaur, 1945/46, p 732.
| |
| |
| |
Narkissos 141
Tekst volgens Een op de zeven, p 93. Eerste publikatie in Criterium (CR), 1945/46, p 225.
141, 5 |
(CR) Niets staat er vast wat men in water ziet; |
141, 14 |
(GL) De stilte van 't oorspronk'lijk stil gelaat. |
| |
Vader en zoon 143
In De Vlaamsche Gids van 1946 is de serie Vader en zoon gedateerd: Oct. '42. Zie ook de aantekening bij de titel van de bundel Gestelsche liederen.
| |
I. De oude molen 145
De Vlaamsche Gids, 1946, p 211. In De Vlaamsche Gids gepubliceerd als: I. - Beitschat's molen. De tijdschriftpublikatie heeft de vorm van een sonnet, zie hieronder.
145, 3 |
Tot innerlijke feesten onbegaafd |
145, 4 |
En aan een zinnelooze naam verslaafd. |
Tussen regel 4 en 5 de volgende strofe weggelaten:
Hij laat wat jaren dood is en begraven
Schijnbaar nog leven en die naam nog dragen.
En als het kind op ridders en toernooien rekent,
Laat hij een bouwval zien die niets beteekent. -
145, 5 |
Wij wandelden naar Beitschat's molen, hij en ik, |
145, 8 |
Zijn machtloosheid werd nooit zoo zonneklaar gemeten |
| |
II. Een afscheid 146
De Vlaamsche Gids, 1946, p 211-213.
146, 1 |
Vertrouwen, op den duur beschaamd, |
146, 5 |
Van 't levenswerk dat hij me opdrong |
146, 12 |
Ver aangetreden voor hem uit, |
| |
III. De twee slapers 149
Tekst volgens Een op de zeven, p 94-95. Eerste publikatie in De Vlaamsche Gids (VG), 1946, p 213-214.
149, 6 |
(VG) Dit verre oog, zoo mild omfloerst, |
149, 8 |
En tot de koers die veilig koerst. |
150, 5 |
Die slaap in 't groot om zich verspreidt? |
150, 9 |
Nog zie ik hoe hij duiz'lig trad, |
150, 11 |
(VG) In 't werkzaam slapen van de stad, |
150, 11 |
(GL) In 't naarstig slapen van de stad, |
| |
IV. Homunculus 152
De Vlaamsche Gids, 1946, p 214-216.
152, 21 |
Die blindelings de helling |
| |
| |
152, 24 |
Met een vloekwoord er naast. |
153, 1 |
En HIJ stond als een |
153, 24 |
Als van het begin. |
154, 11 |
Ik loop achter 'n lijkbaar |
154, 12 |
Moe langs de straat... |
154, 14 |
... In donkere tooi |
154, 16 |
Kluiten op gooi... |
| |
V. Ballade van het vierde kruis 155
Tekst volgens Een op de zeven, p 96-97. Eerste publikatie in De Vlaamsche Gids (VG), 1946, p 259-260.
155, 2 |
O God, maar daarvoor ook Uw Zoon gezonden: |
155, 8 |
(VG) Maar zelf hebt Gij niet aan het kruis gehangen. |
155, 10 |
(VG) Dat Gij met Hem één zijt langs and're banen |
155, 14 |
Gij werdt niet in Gethsemane gevangen |
155, 18 |
(VG) En liet een ander voor de zonden boeten |
155, 21 |
De schepper knoeit, - het schepsel wordt gestraft, - |
156, 1 |
(VG) Was Hij niet zoo zachtmoedig, 'k spoorde Hem aan |
156, 2 |
(VG) Zich in een nieuwe hemelvaart te wreken, |
156, 2 |
(GL) Zich met een nieuwe hemelvaart te wreken, |
156, 12 |
(VG) En dat Gij mij dus ook niet hoeft te vreezen. |
| |
VI. De werkplaats in het bosch 157
Tekst volgens Een op de zeven, p 98-100. Eerste publikatie in De Vlaamsche Gids (VG), 1946, p 260-261. In de oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen en in De Vlaamsche Gids onder de titel het citaat: Mundi fabricator est in diminutione (Markion).
157, 20 |
(VG) Dronken van liefdeslust te leven schenen; |
158, 1 |
(VG) Kunstmaat'ge landschappen, huizen, kasteelen, |
158, 13 |
Eer dat de liefde Schoonheid's marionetten |
159, 9 |
(VG) En 't klein kasteel waarop ge uw hakken zette |
| |
VII. De weg 160
De Vlaamsche Gids, 1946, p 333.
| |
VIII. De vader 162
De Vlaamsche Gids, 1946, p 334.
162, 11 |
Na al 't verlies over als laatst gewin. |
| |
IX. De overlevende 163
De Vlaamsche Gids, 1946, p 334. Ook opgenomen in Een op de zeven, p 101.
163, 2 |
Vereenzaamd als een treurboom in 't plantsoen, |
| |
| |
163, 5 |
Bijna een bruid, boven die sponde waar |
| |
X. Het nieuwe gezin 164
De Vlaamsche Gids, 1946, p 335-338. De derde, vierde en vijfde strofe vormen in De Vlaamsche Gids een aaneengesloten geheel. Twaalf regels uit de versie van De Vlaamsche Gids zijn weggelaten in Gestelsche liederen, zie hieronder. In de oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen begint de tweede regel van de vierde strofe (nu: 166, 4) met: Een. Ik herstelde deze drukfout naar de tekst van De Vlaamsche Gids.
164, 14 |
En saam met hem door 't leven vaart, |
Tussen regel 14 en 15 op p 164 de volgende acht regels (waarmee de eerste strofe van de tijdschriftpublikatie eindigt) weggelaten:
Als had het blinde oermoment,
Waarop de man de vrouw bekent,
Zich duizendvoudig door de dagen
Van 't kinderleven heengeslagen:
Eén golfslag, waarin spel en lust
Tot dienstbetoon zijn uitgerust
Aan 't eene, hoog're spel dat voort
En voortdeint, eind'loos ongestoord...
165, 11 |
Een stiertje dat de stier berent, - |
165, 17 |
Ons woord als van een ster verneemt |
Tussen regel 17 en 18 op p 165 de volgende twee regels weggelaten:
Op de and're zelfvervulde ster,
Zoo dreigend leeg, zoo vreemd en ver...
Tussen regel 13 en 14 op p 166 de volgende twee regels weggelaten:
Onzeker hoe het verder kiemde
Onwetend waarom schaamte striemde,
167, 32 |
Spreekt zijn orakeltaal tot ons: |
168, 11 |
Die hij met brekend oog bescheen, |
168, 12 |
Als tot geboorte van zijn kind |
| |
Madonna met de valken 169
In S. Vestdijk, Brieven uit de oorlogsjaren aan Theun de Vries, Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Theun de Vries, 's-Gravenhage, 1968, maakt Vestdijk enkele opmerkingen over Madonna met de valken, die ik hier laat
| |
| |
volgen. Op 28 februari 1943 (op p 63-67) schrijft hij: ‘Zoo is er dan een eind gekomen aan het in zoo veel opzichten onvergetelijke verblijf in het seminarium! Ik zal steeds een zeker heimwee blijven houden naar dit leven in een besloten “mannengemeenschap”. Er is veel van een kloosterling in mij, naar ik ontdekt heb, - met behoud van alle cynisme en joie de vivre natuurlijk. Maar wél vreemd hoe een sfeer je beïnvloeden kan: van de poëzie die ik in het kamp schreef, - met elkaar 300 bladzijden, naar ik tot mijn schaamte bekennen moet, - is ongeveer de helft gewijd aan een middeleeuwsch, half legendarisch onderwerp, dat ik zelf het beste vind, dat ik ooit schreef; een reeks van 150 sonnetten, getiteld Madonna met de Valken.’ (Vgl. aantekening deel III, p 455 inzake Vestdijks latere voorkeur voor Apollinische ode).
En op 27 oktober 1943 (op p 112): ‘Hoor ik weer eens wat? Of wacht d[an] tot je de Madonna hebt, en schrijf me je bevindingen over dit gegarandeerd Katholieke en dualistische poëem!’
Op p 106 van de Brieven is een handschrift gereproduceerd van het laatste sonnet van de cyclus (zie ook mijn aantekening bij CL), met aan het slot ervan enkele data, die kennelijk betrekking hebben op de gehele reeks. Deze datering luidt als volgt:
Sint Michiels Gestel |
Nov.-Dec. | '42 | | |
Doorn |
Juni-Juli | '43 | } revisie Aug-Sept-Oct. '46 |
Doorn |
April | '44 | } revisie Aug-Sept-Oct. '46 |
Doorn |
Februari | } '45 | } revisie Aug-Sept-Oct. '46 |
Doorn |
Maart | } '45 | } revisie Aug-Sept-Oct. '46 |
De vóórgepubliceerde sonnetten zijn in een aantal gevallen onder afzonderlijke titels gegroepeerd. Kennelijk om verwarring te voorkomen, heeft Vestdijk daarbij in het algemeen wel aangegeven dat de gedichten deel uitmaken van de reeks Madonna met de valken: zo niet, dan heb ik dat hierna vermeld.
| |
I. De wilde zwier die gij de worp verleende', 171
De Nieuwe Stem, 1946, p 68. Ook opgenomen in Een op de zeven, p 102.
| |
II. Ik raad de glimlach van uw valkenier, 172
Tekst volgens Een op de zeven, p 103. Eerste publikatie in De Nieuwe Stem (NST), 1946, p 69.
| |
| |
172, 1 |
(NST) Ik raad de nooden van uw valkenier, |
172, 5 |
(NST) Doch toen wij na de maaltijd onder vier |
| |
III. Dit is de wanhoop van ons dubbelwezen: 173
Tekst volgens Een op de zeven, p 104. Eerste publikatie in De Nieuwe Stem, 1946, p 70.
| |
IV. Verneem de machtspreuk waaraan 'k stem verleen 174
De Nieuwe Stem, 1946, p 71.
174, 2 |
Om uw begeerte edel te vermoorden: |
174, 3 |
Ik kan u slechts beminnen in mijn woorden, |
174, 5 |
Vanouds heeft men ze maar van Hém te leen, |
174, 6 |
Hoezeer hun zin ook de enkeling bekoorde; |
174, 10 |
Dat achter ied're vrouw een schaduw teekent, |
174, 11 |
Een heiligdom, beveiligd voor zijn gloed. |
174, 12 |
Ziet hen zich lengen na zonsondergang: |
174, 13 |
Eén vorm, bij allen even koel en lang, |
| |
V. Ik slacht mij voor mijn lied'ren, niet voor u! 175
De Nieuwe Stem, 1946, p 72.
| |
VII. Ja, volg mij, voeg uw juub'lend lied bij 't mijne 177
Tekst volgens Een op de zeven, p 105.
| |
VIII. Te dralend in uw keus, te vast gebonden 178
Podium, 1945/46, p 116.
| |
IX. Het merelkoor legt 't avontuur aan banden. 179
Podium, 1945/46, p 117.
179, 5 |
Acht gij éen vrouw te ontvoeren te gering? |
179, 6 |
Roept gij naar wijfjes in de lustwarande? |
| |
X. Alleen met haar, haar schrik reeds weggestreeld, 180
Podium, 1945/46, p 118.
180, 11 |
Als tevergeefs het lijf de ziel wil vangen. |
| |
XII. Alwie een landschap zingende doorkruist 182
Tekst volgens Een op de zeven, p 106.
| |
XIV. In deze schatkamer Vermoeienis 184
Tekst volgens Een op de zeven, p 107.
| |
XVII. 'k Herinner 't mij rein stralend, uw gezicht, 187
Ook opgenomen in Een op de zeven, p 108.
| |
XVIII. Vaak, als ik speel, de veelbeproefde klanken 188
Ad Interim, 1948, p 16.
| |
| |
| |
XIX. Wanneer gij uitbot, knop na glanz'ge knop, 189
Ad Interim, 1948, p 17.
| |
XX. Het ruitervolk, dat bij de oude kerk 190
Ad Interim, 1948, p 18.
| |
XXI. Wat foltering als gij de nacht doorwoelt, 191
Ad Interim, 1948, p 19.
| |
XXII. Domweg verraden, lief, - uw leliehuid 192
Ad Interim, 1948, p 20.
| |
XXIII. De dikste kloostermuren zijn bezeten 193
Ad Interim, 1948, p 21.
| |
XXX. Als alles is verloren, keer dan in 200
Centaur Jaarboek, 1947-1948, p 102.
| |
XXXI. Tezamen staan wij voor 't bestoven raam 201
Centaur Jaarboek 1947-1948, p 102.
| |
XXXII. Wij breken samen 't brood met trage handen, 202
Centaur Jaarboek 1947-1948, p 102-103.
| |
XXXIII. Avondlijk zwierend met zwerfzieke kleuren 203
Centaur Jaarboek 1947-1948, p 103.
| |
XXXIV. Zoo zwerfdan opnieuw, met langzamer voeten, 204
Centaur Jaarboek 1947-1948, p 103
| |
XXXVII. Wie nimmer, naast haar aan de berm gelegen, 207
De Nieuwe Stem, 1948, p 516. Ook opgenomen in Een op de zeven, p 109.
| |
XXXVIII. Maar 's nachts, wanneer de ruimte zich vernauwt, 208.
De Nieuwe Stem, 1948, p 517. Ook opgenomen in Een op de zeven, p 110.
| |
XXXIX. Laat al uw zust'ren om ons heen de ronde 209
De Nieuwe Stem, 1948, p 518.
209, 5 |
Toch houd 'k mij aan uw zijde ingebonden: |
| |
XL. O droomen van alle vrouwen, geboden 210
De Nieuwe Stem, 1948, p 519.
210, 6 |
O keert terug tot wat ge eens zijt ontvloden |
| |
XLI. Strijk weg mijn vochtig haar als ik ontwaak, 211
| |
| |
De Nieuwe Stem, 1948, p 520.
| |
L. Van al dit zwerven wordt de ziel zoo moede 220
Debat, 1947, p 206. Samen met LI afgedrukt onder de titel: Zwerverssonnetten (I-II).
220, 2 |
Alsof een staag doorstormde binnenzee |
220, 3 |
Ons machtig opjaagt, maar [van] lieverlee |
220, 6 |
Op zoek naar vrije doortocht van ons twee, |
| |
LI. Zoo heb ik van den aanvang willen zingen 221
Debat, 1947, p 206. Zie aantekening bij L.
| |
LII. Geluk is tot de laatste rest geslonken. 222
Debat, 1947, p 370. Samen met LIII afgedrukt onder de titel: Zwerverssonnetten (I-II).
222, 1 |
Geluk is tot de laatste kern geslonken. |
| |
LIII. Te denken dat gij eens de Vrouwe waart 223
Tekst volgens Een op de zeven, p 111. Eerste publikatie in Debat, 1947, p 371. Zie aantekening bij LII.
223, 6 |
Of van wat kille aarde van éen graf breed - |
| |
LXII. Gevangen zat ik maanden, mijn viool 232
Tekst volgens Een op de zeven, p 112. Op de grammofoonplaat S. Vestdijk leest uit eigen werk, Philips 422 293 PE, Amsterdam, november 1958, leest Vestdijk, in de versie van Een op de zeven, o.a. dit gedicht.
| |
LXVII. In 't huis der smarten komt een zetel goed 237
Tekst volgens Een op de zeven, p 113. Eerste publikatie in Victor, het boek der vrienden, Een literaire parade ter ere van Victor E. van Vriesland, Amsterdam, 1947, p 72. Samen met LXVIII afgedrukt onder de titel: Twee gevangenisgedichten (I-II). Geen aanduiding waaruit zou kunnen blijken dat de sonnetten deel uitmaken van de reeks Madonna met de valken.
| |
LXVIII. Maar aan die nagalm doet het hart niet mee. 238
Victor, het boek der vrienden, Amsterdam, 1947, p 72-73. Zie aantekening bij LXVII. Ook opgenomen in Een op de zeven, p 114.
238, 3 |
Hoort, in de ure van 't geboortewee |
| |
LXXXV. Laat mij maar boomen planten rond een graf 255
Tekst volgens Een op de zeven, p 115.
| |
| |
| |
XCII. In kelders dook ik onder bij de dieven, 262
In de oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen staat in de derde regel: grieven. Ik herstelde deze drukfout naar een manuskript van Vestdijk.
| |
CVII. Neen, voor de velen passen lied'ren niet 277
Tekst volgens Een op de zeven, p 116.
| |
CVIII. Maar waag 'k mijn lied, dan tergt de waterplas 278
Tekst volgens Een op de zeven, p 117.
278, 1 |
Maar wáag 'k mijn lied, dan tergt de waterplas |
| |
CIX. Mijn God, hoe zingt Gij als Gij zingt, hoe klinkt 279
In de oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen staat in de tiende regel: u, een kennelijke drukfout die ik heb hersteld.
| |
CXV. Zij was een ruwe boeren vrouw, maar wijs 285
Ook opgenomen in Een op de zeven, p 118.
| |
CXVI. Door 't bergland liep zij met mij mee, die vrouw. 286
Tekst volgens Een op de zeven, p 119.
286, 9 |
Zoo verontrein'gend zijn... Ik koos een dal, |
| |
CXVIII. Met mijn liefde grenz'loos alleen, verviel 288
Kroniek van Kunst en Kultuur, 1949, p 9. Samen met CXIX en CXX afgedrukt onder de titel: De Kluizenaar (I-III). Ook opgenomen in Een op de zeven, p 120.
288, 11 |
Met al haar pronkzucht kwijnend moet bezwijken? |
| |
CXIX. Waartoe, zoo Hij mij mint, zoo hemelhoog 289
Kroniek van Kunst en Kultuur, 1949, p 9. Zie aantekening bij CXVIII.
| |
CXX. Maar was ik niets, dan had ik ook geen stem. 290
Kroniek van Kunst en Kultuur, 1949, p 9. Zie aantekening bij CXVIII.
| |
CXXVI. Hoe steek'lig is die rots, hoe scherp gekarteld. 296
Podium, 1949, p 42. Samen met CXXVII-CXXIX afgedrukt onder de titel: De verzoeking (CXXVI-CXXIX).
296, 1 |
Hoe steek'lig is die rots, hoe vreemd gekarteld. |
255, 8 |
Waar mij het leven niet genoeg van gaf. |
| |
| |
| |
CXXVII. Madonna, 'k roep u aan, verdrijf die geesten! 297
Podium, 1949, p 42. Zie aantekening bij CXXVI.
297, 9 |
Zij daalt, de Vrouwe, - reiner blauw werd nooit |
| |
CXXVIII. Een rondedans is voor geen kruis bezweken. 298
Podium, 1949, p 43. Zie aantekening bij CXXVI.
| |
CXXIX. Door pijn slechts wordt de wellust uitgedreven, 299
Podium, 1949, p 43. Zie aantekening bij CXXVI.
299, 4 |
Onder de kreeg'le hemelharen draad. |
| |
CXXX. Niet wond'k mij meer aan u, begaanb're wegen, 300
De Gids, 1948, II, p 1. Samen met CXXXI-CXXXV afgedrukt onder de titel: De boeteling (I-VI).
| |
CXXXI. Hoe feller ge u kastijdt hoe sneller heen 301
De Gids, 1948, II, p 1. Zie aantekening bij CXXX.
| |
CXXXII. Geen hartslag mag mijn folt'ring overslaan, 302
De Gids, 1948, II, p 2. Zie aantekening bij CXXX. In de oorspronkelijke uitgave van Gestelsche liederen staat in de derde regel: droomherinn'ring. Ik herstelde deze kennelijke drukfout naar de tekst van De Gids.
302, 1 |
Geen klokslag mag mijn folt'ring overslaan, |
| |
CXXXIII. Door wrok vergiftigd en van wroeging blind 303
Tekst volgens Een op de zeven, p 121. Eerste publikatie in De Gids (G), 1948, II, p 2. Zie aantekening bij CXXX.
303, 9 |
(G) Aanschouw hem, deze aardworm met twee vleug'len, |
| |
CXXXIV. Hoe vaak heb ik de weg naar God gewezen, 304
De Gids, 1948, II, p 3. Zie aantekening bij CXXX.
| |
CXXXV. En dan maar wachten, wachten, en het woord 305
De Gids, 1948, II, p 3. Zie aantekening bij CXXX.
| |
CL. De valken zijn reeds onder hem aan 't jagen, 320
Een handschrift van dit sonnet is gereproduceerd in S. Vestdijk, Brieven uit de oorlogsjaren aan Theun de Vries, Uitgegeven, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Theun de Vries, 's-Gravenhage, 1968, p 106. In het handschrift luidt regel 8
| |
| |
als volgt:
Te zekerder waar Zij ons 't wreedst verstiet!
Voor de datering aan het slot van dit handschrift zie mijn eerdere aantekening bij de titel van de reeks Madonna met de valken.
| |
Grijs en bruin 330
Ruim Baan, 5 October 1945, p 6. In Ruim Baan de datering: Jan. 1943. Grijs en bruin werd in Ruim Baan afgedrukt samen met een Sonnet van Anton van Duinkerken. Ed. Hoornik tekende daarbij o.m. het volgende aan: ‘De kastanjelaan, waarvan in de twee hierbij afgedrukte verzen sprake is, bestond inderdaad in het seminarium “Beekvliet”. Deze prachtige dreef, die langs de gehele breedte van het gebouw loopt, was het geliefde wandelterrein van mediterende gijzelaars en vooral op warme dagen was zij om haar schaduw gezocht.’
| |
Gerooide plek 331
Centaur, 1946/47, p 270. In Centaur gepubliceerd als: Boschgezicht.
331, 4 |
Van de vele boomen, voordien |
331, 15 |
Waar de koekoeksbloem nog prijkt, - |
331, 22 |
Als ikzelf, bann'ling in 't laagland |
331, 23 |
Van dit rouwende woud dat terneerzonk |
| |
Portret 332
Centaur, 1946/47, p 268-269.
332, 16 |
Voor wie weet wat zijn rijkdom is. |
|
|