Het zwaardjaar(1916)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] Spinoza Najaarsklaarte op 't paarse koolland. Lenzen slijpend aan zijn draaibank De eedle Baruch d'Espinoza: ‘Help mij dat ik dit doorgronde: De eenheid van uw zijn en beelden. Hoe de vormen van de ruimten, Hoe de geesten van ons denken, Die uzelf voor ons verbeelden, Toch u zijn, geheel en waarlijk.’ Toen dit verdre: ‘Wat is werklijk Dan gijzelf? Gij zijt de waarheid Van elk ding, elke gedachte. Vreugde is: niets dan u te naadren, Smart is: minder u te weten, [pagina 96] [p. 96] Wijsheid: smart en vreugd te scheiden, Vrijheid: u altoos te vinden. Maak mij vrij dat ik u neme, Moed en Adel mij bewonen.’ Dan dit fluistren: ‘En de liefde. De begrepene begeerte Die zich omwendt naar haar oorsprong. Wees in mij opdat ik geve, Heb mij lief opdat ik reike, Wees uw liefde in mij voor andren, Wees - o dat mijn tong niet euvle - Wees in mij onwaardge uw liefde Die gij toedraagt aan uzelven.’ Scheemring. En hij zat gebogen, In de lens de laatste stralen Van het licht op 't paarse koolland, Huivrend onder zijn gedachte. Maar een sterke en reine glimlach Toog zijn trekken over, ziende, Als vizioen in 't doove rondglas, Hoe een wild bewogen wereld Liefde Gods was tot zichzelven. Vorige Volgende