Het zwaardjaar(1916)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Rembrandt Vraagt ge een woord? Ik was een schilder Die als geen uw schrijfsels smaadde. Gij gevangne van uw denken, Ik alleen van zon en vrouwen. Pronk en trots? Die ook; toch zocht ik Niet mijzelf: alleen het Wonder: De verheerlijking van 't leven In zijn strijd van licht en donker En de mensch in de aardsche rampen. Geestdrift? Neen; een woord als de andre. Maar de brand die niet kon dooven Kende ik: hongren naar geheimen Die natuur in geest doen laaien, Geest zich in natuur vergraven. [pagina 94] [p. 94] Jezus was mijn arme godmensch, Faust mijn droomer, en Homerus Blind en oud; Adam en Eva 'T eerste paar dat zwoegde en baarde. Volkstrots? In het schuim van geuzen Schilderde ik voor 't weidsche Raadhuis - Batavieren! - uw voorvaders. Door uw hoog heidswaan verloochend Hangt besnoeid dat beeld in Zweden. Armen, needrigen zijn beter, Wijzen ook en fijne vromen. Schiep mijn zon u om tot eedlen, Nurks verweet ge 't slecht gelijken. Eén ding bleef: de vruchtbre liefde. Toen mijn zoon zijn bruid geleidde Straalden ze in Gods schoonste kleuren. Toen hij stierf.... Leeft geest alleenig? Nochtans schilderde ik nog eens hem, Reikende als uit andre wereld Naar de krans van vrouw en kindren - Bloemenfeest in bloemenverven - Eéne bloem, vóór 't laatst verdwijnen. Vorige Volgende