Het zwaardjaar(1916)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 81] [p. 81] Najaar [pagina 83] [p. 83] Wereldschouw Grijsheid, regen, vochtge nevel, Die mijn horizon vernauwen, Die mijn cel met glimpige lichten Vullen door beslagen ruiten, Doen me als midden van de wereld, Van de wereld afgesloten, In mijzelf mijzelf hervinden; En in mij, die wereldspiegel, Schouw ik, stil en klaar, de wereld. Om uw wil op ons te werken Zondt ge uw legers, koost voor woorden Het geweld, de schrik, de dreiging. Weerstand boden al de volken. In uw vaart teruggeslagen, [pagina 84] [p. 84] Eerst in 't Westen, toen in 't Oosten, Haast in 't Noorden, straks in 't Zuiden, Ligt ge, ontzet van alle zeeën, En aemechtig, zwaar in 't wapen. Baten tal van dappre daden? Baten de geschade landen? Waar uw rijkdom, weggeworpen, Roest wordt boven versche graven, Waar uw manskracht sterft, uw vrouwen, Kindren, hongren, - werelddeelen Aan uw grens hun schatten weigren, - Nijvre handen, wijze hoofden Welvaart niet door arbeid schragen. Uw geweld, hoe breed geworpen, Ligt gebonden door zijn winsten En uw armoe teert zijn leden. Om u heen beweegt de wereld, Weerstand biedt een woelende aarde, Want door daden niet, maar woorden, Woord en weerwoord, die gij smaadde, Zal uw strijd met allen enden En het laatste woord is Vrede. Vorige Volgende