Het zwaardjaar(1916)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Het landschap Herfstlijk fijne en stille tinten Voegen zich gedwee tezamen En het landschap van voor tijden Ligt weer wazig en doorschenen Als in de aanvang van mijn hopen. Toen begon mijn vreugd van de aarde En de nieuwe tuin ontsloot zich Tot om mij de braambosch brandde En zijn heilge vuur mij puurde. Wereld werd tot dagen, daden, En mijn geest werd de kristaltwijg Waarom alle vormen schoten. Maar de dood doortoog mijn lage Landen bij de zee: ik bouwde [pagina 86] [p. 86] 'T blank heelal, het breede en hooge, Op hun gronden en ik vierde er De onverganklijke voorbijgang: 'T korte en schoone feest van 't leven. Schoone kortheid! Wreed bevrijde Zocht ik 't eigen rijk van binnen, Droeg dat rijk uit in de wereld, Zag op 't eind mijn nieuwjaarsmorgen. Toen begon om ons de chaos En de weerstand deed ons buigen, Breken niet, maar eindloos reiken Naar de kosmos die zal duren, Naar de ware en goede schoonheid. Rondom ons van eind tot einden Woelt de chaos, schijnbaar heerschend, Maar in ons de stille koning Bindt de wanden van de ruimte, Dwingt de tijd zijn as te wentlen, En zijn adem schept gestalten: Lente, zomer, herfst en winter, In het landschap dat niet anders Nu ligt dan het lag voor jaren. Vorige Volgende