Het zwaardjaar(1916)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] De vrek en de ziel Zonnestraal! Speelt ge om mijn schatten en glanst ze gouder? Zij zijn nochtans het gedegen goud, al voelen ze kouder. Deint ge nu uit als gestalte? Ik waan te droomen. Donzig en blank uw lijf, en uw haren stroomen. Lacht ge? En uw lippen gaan open, uw oogen stralen. Werklijk een vrouw wilt naakt ge me in de armen dalen? Ga, neen ga, ik wil uw vleesch niet vatten. Al te bedriegelijk vleesch naast blijvende schatten. Zijt ge geen vleesch? Zijt ziel? o Lokkende logen! Honderd maal heeft een vrouw mijn ziel bedrogen. [pagina 48] [p. 48] Daarom juist begroef ik me hier en streelde met handen 't Edel metaal dat zwijgt en niet doet branden. Nochtans ziel? Hoe hel overstraalt me uw klaarheid! Lees ik door de oogen uw hart, en dit is waarheid? Leid me, o leid me. Hoe vreemd! Wil gij ontsluiten Dit laag eerwulf. Voer me aan uw hand naarbuiten. Vorige Volgende