Het zwaardjaar(1916)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] De woordendans Aan Aart van der Leeuw Wie in dit ruig getij Zoo zoete dansen puurt Als gij, Is begenadigd. Zij slingren zich voorbij Mijn oor: zoolang hun golving duurt Ben ik verzadigd Met klank en zoetheid die me aan 't leed ontluurt. De rauwe stemmen uit verwoeste streken, Noodkreten uit de zee en 't helsch misbaar Waarmee granaten breken, [pagina 19] [p. 19] De honger en 't gevaar In donkre holen, op doorgroefde landen, Steden die branden, Dreuning van gronden En het bloeden Van de arme menschlijkheid: gewonden En moeden, Zoekend en jammrend naar elkaar, Hun chaos houdt mijn geest verslonden, Mijn hart gebonden - Ik weet niet hoe noch waar, - Daar heeft uw dans mijn oor gevonden: Ik volg en hoor ernaar. Zijn 't jonge meisjes op bebloemde weiden? Zijn 't makkers aan den oogst? Zijn het koorvoerders die de reien leiden Van dat de zon op 't hoogst De dalen blaakt totdat hij nablinkt op de toppen Van 't ver gebergte waar die heldre stoet Hem stijgend, zingend, volgt langs slingerpaden, Tot de avondhemel hen en hem ontmoet: Hij dooft, - zij gaan, bevochtigd door de droppen Van nachtedauw, terwijl de sterren traden [pagina 20] [p. 20] Te voorschijn door het donker, Hun geflonker Een dans van gloed? - Ik droom; - want neen, geen zichtbre mijmerijen Verglijen Voor de open oogen uit uw woordendans. Het zijn bewegingen van binnenwereld, Onzichtbaarheid tot klank verpereld, Zielskloppingen van glans. Wat blijft er over: ons betrouwen Is niet op heerlijkheid die ooit bestond. Voor die hebben wij ons rouwen, En voor onze oogen wat nog nooit bestond. En voor onze oogen wat altijd bestond. Want het zijn niet de vormen Die duren, Maar wel hun grond; Na de stormen, De vuren, Komt uit de open wond Van hart en aarde [pagina 21] [p. 21] De beweging die niemand schond, De dans, van eeuwigheid gebaarde, Die alle gescheidenheid paarde En verbond, Woorden geworden in menschemond. Vorige Volgende