Van het leven(1889)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] 2. O 'k weet wel, wie verdriet heeft gaát licht klagen, En wie niet veel krijgt zeit licht dat hij meer wil: Ook in mij-zelf, al sus 'k mij nog zoo zeér stil, Klaagt soms een kindje dat zoo graag wou vragen. Maar o dat kindje zou zichzelf zoo plagen, Als 't altijd door wat 't Leven niet begeer', wil, En 't is veel beter dat het tijdig leer', stil, Wachtend wat 't krijgt, zich vreedzaam te gedragen. Zoó, vind ik, moesten alle menschen wachten. En daarom lach 'k om hun onduldig haasten, Hun doen of 't Leven klaar staat op hun wenken. Dat wil nu eenmaal niet op éen mensch achten. Dat let op ieder mensch plus ieders naasten, En heeft nog meer waar 't daaglijks aan moet denken. Vorige Volgende