Van het leven(1889)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] 10. Dit is ál mensch-zijn, dit 's ál klacht en toornen. Dit 's mijn mensch-lijf, dat 'k pijnlijk voel bewegen. Mijn vers lijdt pijn; 't rijm luidt de langverzwegen Ellende na van ons, menschengeboor'nen. Eens zullen zijn de heilige uitverkoor'nen Van 't enk'le schoon-zijn: die roepen mij tegen: ‘Wat dreint gij, klager! hebt ge uw kunst gekregen Tot klacht en toornen om de in vloek verloornen?’ ‘O, 'k weet het wèl,’ zeg 'k dan, ‘maar 't moest zoo wezen. Gij kondt niet klaar zijn, als ik nu niet wolkte. Gij kondt niet stil zijn, als mijn storm niet raasde. En zéer wou 'k, dat ge u niet om mij verbaasde, Dat 'k niet reeds nu alléen mijn Schoon vertolkte: Ook dit zal iemand na drie eeuwen lezen.’ Vorige Volgende