Van het leven(1889)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] 9. Mijn toorn zal in uw stad een toren wezen, Klein volk, te klein om 't leelijke te haten. Met volle handjes draaft langs gracht en straten, Handjes vol leelijks, angstig saamgelezen. Knauw stuk uw nagels, volkje! torn uw pezen Krom aan mijn steenen Toorn, stoot de rotsplaten Aán van mijn Trots, deuk uw dom hoofd vol gaten! Mijn Toorn staat vast, ón-wanklijk opgerezen. Gij zult 's nachts bang zijn, komend van uw vrinden, Voor 't door zijn schaduw gaan, die zwart zal steunen Als een dak op uw hoofde', uw borst ommurend. En thuis zult ge angstig hokken achter blinden, En in uw bedden naast uw vrouwen kreunen, Die bang om baren zijn. 'k Blijf Altijd-durend. Vorige Volgende