Van het leven(1889)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] 5. O, 't kán lang duren eer ik 't uit zal houwen, Mijn Leven, dat Zijn marm'ren muren rijzen, 't Dak blinken doet, waarhéen wie zwerven wijzen: 't Schoon Huis, waarom nooit mensch zal hoeven rouwen. Láng eer 'k met handen, die niet zond'gen, bouwen Zal gouden trappen, die veel pelgrims prijzen, Die óp gaan treden met een heilig ijzen. Vol vreugd om 't aller-heiligste te aanschouwen. Maar áls 't zal staan, dan zal 'k daarbinnen wonen, Koning van Blijdschap, en wie naad'ren groeten Met woorden, die alleen poëten weten. Daar zullen állen 't brood in blijdschap eten, En zingend dansen met hun heil'ge voeten: Met kronen van geluk zal ik hen kronen. Vorige Volgende