Van het leven(1889)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] 2. Omdat ik vind dat lief-zijn, hoflijkheid, Blozen, met neergeslagen oogen staan, Tersluiks op teentjes trappen, naar de maan Kijken, en Jantje lacht en Jantje schreit Spelen, ál dingen zijn, fraai voor een tijd, Maar waar men niet mee kan door 't leven gaan: - Zij zijn de schijn, waar ge u een poosjen aan Vergapen moet, totdat ge wijzer zijt. Zij zijn wat 't klosje voor mijn poesjen is: Het speelt ermee, zoolang 't niet muizen kan: Als klosje rolt meent poesje dat het loopt: - Als poesje groot wordt, denkt het: dat is mis; Klosje is geen muisje; - als poesjen is die man, Die voor een béétje dwaasheid wijsheid koopt. Vorige Volgende