Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 112] [p. 112] V. De gulden ideën leven Voor zich, zijn lichaamloos: Zij dalen en stijgen, zweven, Lichten, luiden altoos. Triangels en aureolen Rond cirkelende roos, En gloênde kogels dolen Door ruimten mateloos. En al hun klanken luiden Vreemd, in een naam Van vreemd beduiden: Gelijkheid - saam. En al de wereld-dingen, Vol vast verschil, Voelen vol wonder dwingen En zonder wil, [pagina 113] [p. 113] Gelijkheid, als een Herinnering, Der dingen wals en Verandering Door-dansen, -deinen Van strijdgen geest: - Eén zin - éen schijnen - Eén rhythme meest. Eén rhythme - als sferen- Gezang gedaald - Eén schijnen - veêren Van duif die straalt - Voor wie, doortogen Het heiligé oor - Wier wijd-ope oogen Zagen het spoor, Lichtend de beide Werelden door, Dat dingen scheide Van 't geesten-koor. [pagina 114] [p. 114] O wie het vinde, De dingen zijn Hem, ziende of blinde, Eén zijn, éen schijn. Eéne gelijkheid Ziet wie u voelt, Hem wien ge blijk zijt Dat daagt, niet doelt; Eéne gelijkheid Die in ons allen De levensrijkheid Gelijk doet vallen, En aller menschen Verbroedering Geen simpel wenschen Of droomending. Ik wil het tot alle menschen Zeggen: gelijk zijn wij. Verbloeien zal, verslensen De gelijklooze maatschappij. [pagina 115] [p. 115] Zij heeft bij haar heiligheden De heiligste niet gekend, De ziel van 't heelal, de beleden Ziel van den mensch geschend. De sferen leven niet zonder. Haar kent de mensche-geest. O het is groot wonder, wonder, Dat er zonder háar iets is geweest. Kan de bloem die de ziel van 't bloeien Niet in zich heeft, Haar groene spruit ontgroeien? - En toch heeft déze geleefd? - Is de mensch die in zijn wezen Geen rede heeft, mensch als wij? - Wat is dan dit monsterlijk wezen, De gelijklooze maatschappij? - Een waanzinnige wereld, bewogen In een vreemden, waanzinnigen dans, Die de kosmische stoeten naoogen Van hun heilige schans, - [pagina 116] [p. 116] Met een innig doch angstig verbazen: Wat zal dit zijn? - Is die dronkene daar een verdwazen Van 't zijn, of een vluchtige schijn? - O een schijn; de heelal-ziel zal breken 't Glazen gevaart - De scherven rinkinken - een teeken Alleen blijft bewaard, Dat eens in den dans van de zonnen Een wezen ontsprong, Dat monsterlijk d'onbegonnen Rei met zijn sprongen doordrong. En zij allen tezamen zwieren Dan weer in gezaligde vaart, En wij branden geheiligde vieren Erheen, op een kosmische aard. Vorige Volgende