Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] De natuurlijke aarde. [pagina 99] [p. 99] I. Zij schreeuwden aan alle kanten: Ge zijt zus, ge zijt zoo - Ik voelde verward in hun wanten, En kende mijzelven nôo. Toen ben ik, ziel, leven in me, Regelrecht tot ú gegaan. Gij sloot den uitwendigen zin me - De inwendige is opengegaan. Die zag als een oog voor een venster Mijzelf in een schoone natuur. Ik zag blij, dat ik, ziende, wenschte er De geziene te zijn voor een uur. En ik wás de geziene: ik liep ginder Den tuin op en neer als hij zelf. Maar wij dachten niet: wie is nu blinder? - Elk was anders, maar elk was zichzelf. [pagina 100] [p. 100] En nu bid ik mijn ziel alle dagen, Dat 'k mezelf niet mag zien, maar zijn. Want de woorden waar menschen mee plagen Zijn zijn niet, maar zien, dat is schijn. Vorige Volgende