Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] II. Ik ben U-zelf, Leven, één van de velen. Ik zoek U niet, - waar zou 'k? - maar houd mij blij Dat Ge, als in ding en dier, óók zijt in mij, En 'k heb hen lief, omdat 'k met hen moet deelen. Deelen, maar rijkst in uiting schiept Gij mij: Een vogel mag een beeldloos liedje kweelen, Mij, mensch, gaaft Gij het beeld, Uw beeld daarbij, En 'k beeld het Hoogste in dichterlijke spelen. Wie U in beelden weêrtebeelden weet Dien gaaft Gij 't schoonste en hoogste van Uw wezen, En eenerlei zijn zulken vreugde en leed. Want beeld komt hun uit beiden opgerezen, En blijdschap rijst daar Gij ze erkennen deedt U zelfs geheimste, als op 't gelaat te lezen. Vorige Volgende