Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] Tot het leven. [pagina 93] [p. 93] I. Wie zal met taaie zinnen U betoogen o Leven, U, Uw Zijn, Uw Heerlijkheid? Dat Ge Al-in-Een, en Een-in-Al, vermogen En oorzaak U-zelf, en geens andren zijt? Hebben wij dan Uw licht niet in onze oogen? Is met Uw lachen niet ons hart verblijd? Is er dan één stip dat met lange togen Wij niet slurpen U door ruimte en in tijd? - Heb 'k dan maar niet voor 't zelf zijn al mijn dagen U puur, met woord, met gebaar die maar zijn Uw liedre', Uw daden: - mensch en dingen dragen Ze vóór mij prijken, Uw prinslijke Schijn - Wat dan langs lijntjes van stellen en vragen Bewijzen ze Uw Zijn-Schijn, Schijn-Zijn, Uw Zijn - Vorige Volgende