Aarde
(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend
[pagina 87]
| |
In memoriam.
| |
[pagina 89]
| |
Wie voer naar Ambon op een zomerzee?
Mijn vriend, vertrekkende met een goudblonde
En ranke vrouw, en 't zoete en rondgemonde
Kindje, dat nog de borst zoog, reisde mee.
Waarom komen van drie nu droeve twee,
Bij winterweêr, over de gramme gronde-
Golven weerom? Die vroolke, die gezonde,
Mijn vriend, bleef ginder liggende beneê
D'aarde van dat warm eiland, daar het lachen
Van zeëebaren spoelt op stillen man,
Daar goudgepunte starren stralend prachen
Op wie niet opstaan meer en blinken kan; -
O lieve twee, kom dan, wij zullen lach en
Blinking weer doen door onzen droom ervan.
|
|