Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Granaatboomen. Aan Jan Eduard Karsen. Twee schoonste zaken, zei hij, zijn het sierlijk Bewegen van een vrouw, en appelbloesem. Deze houdt hangend langs den boog der boezem Den arm, en hand die 't kleed houdt met een schierlijk Onmerkbaar polsgebaar, en zoet-manierlijk Deint het zoet lijf; - d'andre kluwt als geroezem Van bijen om éen twijg, of als 't gekroesem, 't Vloeige, om een bruigomspijp - vergeef 't potsierlijk Beeld, maar 't zeit wél hoe innig, dartel, kleurig. Dit zijn twee liefste zaken, die mij fleurig Maken het leven. - Maar ik zie uw boomen, Granaten, hangende in hoogblozend spelen, In uw teêr loof als in eigen prieelen, Appels van liefden en vrouwen van schromen. Vorige Volgende