Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Klare dagen. [pagina 79] [p. 79] Reiziger. Kalmte toch, kalmte, want ik ben een wezen, Van, uit den diepen stoel van mijn gepeizen, Langzaam oprijzen, lachend oordeel wijzen, Met kalm gebaar, en een inzichtlijk wezen. Kalmte, - ook in volten wil ik eenzaam wezen In mijne stilte, en 'k zal het leven prijzen, Als die in eerste-klas-fauteuilen reizen, En 't vreemde ziend, soms in zichzelven lezen. Als die een bloem draagt in zijn blijde handen, Zonder de geur van die hij niet kan leven, En met gebogen armen haar op pleinen 't Gedrang door draagt, ben ik, - en 'k wil niet van den Drang die maar drijft, dat mijn ziel zelf gaat beven, Mijn bloem van ziel, die nu zoo blij staat deinen. Vorige Volgende