Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Cordoba. I Moskee. In de moskee daar marmren en porfieren Pilaren lanen zijn, en lanen bogen, Die bogen dragen, zoodat starende oogen Licht zien van ver en licht vanboven zwieren, Midde' in dat zuilen-veld, daar Arabieren Bogen naar 't Oosten, schuilt, schijnloos, omtogen Van muren, kathedraal, en galmt door 't hooge Koor zang van wie hun god met wierook vieren. En wie 't geluid volgend daar komt, verwondert Zich dat zóo trotsche kerk in moorschen tempel Verloren staat, een klein en afgezonderd Huisje in een steenen woud, - maar op den drempel Van 't koor voelt hij dat zóo 't spaansch-christlijk heden Verloren leeft in 't woud van 't moorsch verleden. [pagina 72] [p. 72] II Oude Stad. De maan schijnt in de diepe stegen, door de Poortjes op pleintjes waar als op portalen Donkerder trap op mondt, langs hooge tralen Voor een breed raam, en donkert nog de boorde Van een diep venster. Wie zijn voetstap hoorde Weerklinken en zijn schim in manestralen Zag glijden moest wel wanen dat zijn dwalen Was door de gangen van oud klooster, voor de Stralen van maan en starren open, zonder Bedaking, en van menschestappen eenzaam - En droomend voortgaand leek het hem groot wonder, Als hij licht zag voor venster, en gemeenzaam Gelach en praat hoorde, en zijn stap versnelde Hij en zag om of hem geen stap verzelde. Vorige Volgende