Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] Valencia. I De bloemen van Valencia: onder tenten Ranken ze voor de witte huizen-rijen, Rankende oprankende alsof handen glijen, Armen vlijen, de bloesems, vrijen, blijen, Eén bloem'ge lijst rondom het donkre en jente en Wiegende meisje op slanke heup; en zijen Lachen de zwarte in diamanten brand en Kinderlijke oogen, en de maagdehanden, Klein en volrond gebootst, hebben waranden Van bloemen éene ontplukt voor mij, vreemdlanden. [pagina 53] [p. 53] II En met een anjelier in 't knoopsgat, - geuren Van weeldrer bloemen walmden in mijn haren, Maar deze liefst me omdat nog liever waren Handen in 't vaderland die deden beuren Eéne mij daar toen 'k ging, - ben ik geschreden Trappen op van de moorsche Longa: gleden Palmen daar niet omhoog: steenen pilaren Gekorven stam, en rankwaaierde blaren, Vervlochten tot zij boven bogen waren; En daalden arabesken uit die hoogte Tot muren niet, figurend tot geboogde Lijsten om ramen, die mij uitzicht gaven Op Moorentuin daar frissche stralen laven Donkere oranjen en de breede agaven. [pagina 54] [p. 54] III En vóor 't café daar marmeren tabletten Fonklen van glazen zilverige orgeaden, Die sierlijk leppen de Valenciaden, Zomersch getooid, - komt, met gitaar aan 't Lint om den hals, in halfgesloten oogen Schemer van rijker eeuw en kostbrer jaren, Tokk'lend als toen, - en om hem heen vergaren Refreinende monden, vrool'ken die letten Op elk slot, het verliefd-sentimenteele - Hoor 't teer' refrein! - of 't klucht'ge - happende keelen Klak-klakken 't hem na: - dat straatkind, de romancen- Zanger, mijn vriend, want ik ook draag de dansen En maten van verloren vrool'ke tijden Door 't stof van de steden die lachen blijde. [pagina 55] [p. 55] IV O die meloenen etend onder palmen, Uit éen vrucht eet, drinkt, wascht uw hande' erin, En dán verstaat gratie en kindren-zin, En in 't gebaar het koninklijke talmen: - Hoe ziet ge op mij die 't hart vol van de galmen Van 't klankbord dat het Leven heet, midde' in Uw blijheid en uw hoogheid stom, bemin Met ooge' alleen, die stil staan als twee schalmen? Weet dat ik in mijn land, waar kleinen haten, Heel lang zat krom over mijn leed gebogen: Eerst in uw zon groei ik weer recht en wil Nu eerst mijn trotsche Zelf weer groeien laten: - Dan, u door trots verwant, zal ik mijn oogen Zachten, en will'gen-in uw heldre gril. Vorige Volgende