Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Kerk. Zooals ik soms zat in een kerk, de hooge Vensters behangen met een groene flarde, Versleten, daar een zilvren dag door sarde; En in het ruim, de preekstoel uitgebogen, De predikant gebaarde, en langgetogen Galm, onder 't klankbord uit, mijn oor verwarde; - Zooals dàn boven 't koor een onversparde Roset blonk, diamantig, daar mijn oogen Zon slurpten, en mijn hart warm werd van 't speuren Blauw van de lucht, en die die glazen deuren, Vogel, probeerde aan snavel en paar vlerken, - Dàn daald' hemel in mij - zoo zie 'k door 't donker Van dingen rond me, en klank van volk, geflonker - Droomroset in mijn ziel, rankste van kerken. Vorige Volgende