Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Aarde. Zijn de aardelanden niet amphiteaters, Met hunnen voorgrond van verlichte weiden, Hun plans van boschjes die zich achterbreiden, Hun heuvels kronkelend van zilvren waters; - Hun dorpjes in het groen, waar vol gesnaters De beek is en de kleine torens snijden; - Hun blauwe vert - kerkdaken blauw-beleiden - Kasteelge torens, en fabrieksrook-kraters? - En, boven ze uit, de donkre koppen dreigend, De donderwolken-stad, staaplend in 't blauwe, En 't blauwe zelf, vol blinkinge en geschaters; En over al de rangen, luid of zwijgend, Van mensch en beest gestalten, trage en gauwe, En de gevleugelden, vroolijke praters.... Vorige Volgende