Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Klachtloos. Als ik mijzelf en Vriend en Vrouw in droomen Zoo juist kan zien, en dan denk hoeveel jaren Ik met pedant en onvruchtbaar gebaren Zoo luid was dat geen droom mij na kon komen, Schrei 'k om mijzelf; - maar dat het Leven zoo men Doet doen laat, en geen mensch zichzelf maakt, maar een Elk als een schip op zee door 't weêr moet varen Naar 't gaat, - dat heeft mijn weemoed weggenomen. En aan mijn droomen geef ik mij gedachtloos Over als bloem aan zon, als schuit aan winden, - Want tegen zon, wind, droom zijn menschen machtloos. Zoo zal ik dan, daar 'k eenmaal doodstil in den Jammer van 't Zijn stond, nu ook zwijge', en klachtloos Door droomen gaan, nu zij me op 't lest beminden. Vorige Volgende