Aarde(1896)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Hopen. 'k Zit in doodstilte: ik ben heel leeggeloopen Van liefde en haat voor mensche' en alle dingen, En klacht noch kreet noch lach noch lokroep dringen Mijn stilte door daar 'k zit in eenzaam hopen: Hopen naar geen, - (noch naar mijzelf, want open Sta 'k als een huis vol vensters, en wegdringen Mocht ik wel geen van grage stervelingen, Maar niets kómt nu noch kán tot hoop mij nopen): - Hopen alleen naar wat niet ik, niet wereld, Maar mooglijk ik-èn-wereld zij, wiens komen Stil mij voorspeld is in een droom en schromen: - Zoo zat Marië eens in heel heilig beven, Als de engel haar kwam zeggen dat zij 't leven Zou geven aan den Heiland van de wereld. Vorige Volgende