Bert zijn toekomstvisie op me uit. Hij had een subafdelinkje van het bedrijf in gedachten, een afdeling voor marketingadviezen. Ik zag het door zijn ogen: een paar uur per dag wat klanten adviseren over de kleur van het haar van de fotomodellen in de advertentiecampagne, een hapje met hen eten, en dan fijn naar een nog aan te schaffen bungalow in Loosdrecht om nog wat te tennissen of te zeilen. Als Maartje niet terug wilde komen, dan zou er wel een andere blonde vrouw bereid zijn dit leven te delen. ‘Een vrouw, dat heb ik nodig, Hans,’ zei hij en ik knikte.
Tijdens zo'n weekend kwam hij ineens op de gedachte dat hij vroeger ooit fotografie als liefhebberij had gehad. Na lang zoeken vonden we zijn vergrotingsapparaat en een doos met negatieven, en hij bracht voortaan de avonden grotendeels door in zijn werkkamertje, waarvan deur en raam lichtdicht afgesloten waren.
In korte tijd hing zijn slaapkamer vol met grote naaktfoto's van Maartje. Maartje van voren, Maartje van achteren, op haar buik en op haar rug, in tegenlicht en onder de zon, blij, boos en bedrukt, zelfs een keer krampachtig op een paard.
Het waren oude foto's, maar ik had ze nooit gezien, we waren preuts opgevoed, Bert en ik.
Ik wist dan ook niet goed raad met mijn houding toen hij de eerste foto's klaar had en ze nog nat toonde.
‘Mooi hè,’ zei hij.
‘Ja,’ zei ik, ‘goeie foto's.’
‘Nee, ik bedoel Maartje. Vind je haar niet prachtig?’
‘Ja Bert,’ zei ik, ‘ze is mooi.’
‘Dat ben ik nu kwijtgeraakt door de drank.’ Hij zuchtte.
‘Ik heb haar een paar keer gebeld, maar ik kom niet voorbij nicht Carla. Ik kan me zelf wel voor mijn kop slaan als ik eraan denk hoe ik haar verwaarloosd heb. Weet je dat ik de laatste maanden niets meer kon? Op seksueel gebied bedoel ik. Geen wonder dat ik haar verloren heb.’
‘Het komt misschien nog wel goed,’ troostte ik.
‘Denk je?’ Hij keek me aan. ‘Ik geloof er niets van.
Ik ben bang, Hans. Ik sta nu ruim twee maanden droog en het wordt steeds moeilijker in plaats van makkelijker. Ik sta op knappen. Eén glas koud bier, denk ik dan, één groot glas koud bier, dan kan ik er weer een tijdje tegen. Maar ik wil geen glas, ik wil een vat bier, ik wil een zwembad vol bier om in te duiken. Ik wil eindeloos drinken en niet dronken worden, maar rustig en sereen, weer goed tegen de dingen kunnen.’