Een Christelicke waerschouwinge
(1577)–Albert Verspeck– Auteursrechtvrijvoor alle menschen, hoe sy der werelt, de sonden, de lust des vleeschs, sullen schouwen ende mijden, wat den loon der sonden sy, en hoe sy haer moeten met Israel wt dat blinde, verkeerde Egipten, leyden laten...
Op de wijse,
| |
[Folio C8r]
| |
In Egypten stont mijnen voet,Ga naar margenoot+
Dat quaet met quaet ick loonde doen,
Die werelt ick beminde,Ga naar margenoot+
V woort en conde ick niet beuroen.
Met Babel had ick my begheuen,Ga naar margenoot+
Al op de breden wech,
Door afgoden socht ick dat leven
O Heer ick was so slecht,
O ader Fonteyne ick v liet,Ga naar margenoot+
Eenen put all sonder water,
Groeff ick maer en wistes niet.
Ick lach in mijnen bloede,Ga naar margenoot+
Met sonden was ick belaen,
Doen quaempt ghy o mijn behoedre,Ga naar margenoot+
En spraeckt willet opstaen,
Ghy sult leuen in eewicheyt,
V sonden wilt beweenen,Ga naar margenoot+
Mijn ermen zijn open ghespreyt.
Een ander volck ghing ick soecken
Meenden v te vinden daer,Ga naar margenoot+
Mijn wonden stonden oopen,
Om Olie te ontfanghen claer,Ga naar margenoot+
Den wijn was daer met water ghemengt
De burghers van dier steden,Ga naar margenoot+
Deden haeren naesten ghewelt.
Bussen en daer toe swierden,
Sach ick ghebruycken daer,
O Heere hooch van wierden,Ga naar margenoot+
Waer is nv v cleyne schaer,
Dacht ick dicwils in mijn ghemoet,
Dese sochten oock te doden,
Iae verghoten smenschen bloet.
| |
[Folio C8v]
| |
Ga naar margenoot+Babel was ick doen en teghen,
Van dese maecte ick my vry,
Met een ghemoet versleghen,
Buychden ick die knyen mijn,
Ga naar margenoot+met Salemon riep ick O Heer,
Brengt my tot uwer weyden,
mijn Siel verlangt so seer.
Doen ging ick op der straten,
Ga naar margenoot+Met die bruyt in Canticorum,
Daer hoorde ick v Legaten,
Ga naar margenoot+Met slaende trompetten vroom,
Ga naar margenoot+V heylich woort vercondighen,
Die leyde my op uwe weghen,
Ga naar margenoot+Al naer Ierusalem.
Daer wert ick doen ontfangen,
Ga naar margenoot+Als een Burgher dier Stadt,
O Heer ick hadt verlanghen,
Ga naar margenoot+Ghy gaeft my tot eenen schat,
Vwen heyligen Geest in mijn ghemoet,
Ga naar margenoot+V Gheboden sy my leerden,
Ga naar margenoot+ V iock is licht, en daer toe soet.
Daer vant ick een Fonteyne,
Ga naar margenoot+Veel claerder dan Cristael,
Die poorten zijn certeyne,
Ga naar margenoot+Van Peerlen altemael,
Die straten zijn van louter gout,
Int middel stont verheuen,
Ga naar margenoot+Den boom des leuens ghebout.
Den wijn wert daer ghedroncken,
Ga naar margenoot+Supuer en daer toe claer,
Ga naar margenoot+Reyn Olie wert my gheschoncken,
| |
[Folio D1r]
| |
Van Christus in mijn wonden daer,
Men strijdet daer oock al om prijs,
Met Gheestlicke wapen,Ga naar margenoot+
In dat hemelsche Paradijs.
Gheen gewelt en is daer inne,
Noch oock eenige heerschappy,Ga naar margenoot+
Al die Christum beminnen,Ga naar margenoot+
Sijn Coningen van sonden vry,
Op die weyde worden sy daer geleyt,
Christus is haren Herder,Ga naar margenoot+
Vol ghenaden en waerheyt.Ga naar margenoot+
Dit is die Stadt des Heeren,
Die Bruyt die Coninghin,Ga naar margenoot+
Blinckende met witte cleeren,
Claerder dan die Sonne schijn,Ga naar margenoot+
Van Christus is sy toebereyt,
met Geestelicke duechden,
Haren Coninck sy verbeyt,Ga naar margenoot+
Doen buychden ick mijn knyen,
En sprack O schepper mijn,Ga naar margenoot+
V loue ick tallen tijden,
Die my ghenadich wilt zijn,
Die my wt Egipten hebt gheleyt,Ga naar margenoot+
Met den verlorenen sone,
Dat eewich leuen toeseyt.Ga naar margenoot+
Als ick v nv had gheuonden,
O ghy Coninck van Israel,Ga naar margenoot+
Ick dat ick moet vermonden,
Vwen lof met Zerubabel,Ga naar margenoot+
Tegen die vyanden hier ick op mijn stem,
Om die mueren op te bouwen,
Al van Ierusalem.Ga naar margenoot+
| |
[Folio D1v]
| |
Ga naar margenoot+Die vyanden waren veele,
Om wt te roepen my,
Twee legers tot dier stede,
Deen was de Hoer van Babel vry,
Dat ander dat was, ick denck dat beest,
Ga naar margenoot+Dat Ioannes sach oprijsen,
Ga naar margenoot+Vander aerden onbevreest.
Eenen wint had hem verheuen,
Ga naar margenoot+Van Babel wtghegaen,
Ga naar margenoot+Eenen stroom die quam gheslegen,
Om my te nemen gheuaen,
Dat Beest dat quam geweldich voort,
Ga naar margenoot+Het schoot yverighe pijlen,
Om my te brengen der doot.
Als Leeuwen sy my omginghen,
Ga naar margenoot+Van achter ende van vuer,
Maer o Heer, ghy holpt my springhen,
Met Dauid ouer de muer,
Ga naar margenoot+De haren mijns hoofts had ghy geteld,
Niet een en costen sy crencken,
Ga naar margenoot+Want ick stont in v ghewelt.
Ga naar margenoot+U moet ick vader louen,
Ghenadighe Heere soet,
Want sy ginhen noch beroouen,
Mijn tijtlicke goet,
Dat ghy my Heere weerdich acht,
Om veruolleging te lijden,
Ga naar margenoot+Van dit verkeert gheslacht.
Nv moet ick dan gaen dolen,
Met Abraham opt velt,
Ga naar margenoot+En my berghen in holen,
Ga naar margenoot+met de Ioden een zijn ghetelt,
| |
[Folio D2r]
| |
Die in Machabeen waren versmaet,
Lieuer met haer te steruen,
Dan te laten mijns vaders raet.
Een wtlander moet ick wesen,Ga naar margenoot+
Ter werelt een gaeyspel,Ga naar margenoot+
Om Christus leer ghepresen,
Ben ick verwesen, te zijn rebel,
Een vreemdelinck ben ick nv bekant,Ga naar margenoot+
Als een pelgrim so wy lesen,
Gaen ick dolen achter lant.
Maer O Heere verheuen,
Ick bid u v helpt my ras,
Seynt uwen Enghel op mijn weghen,
Sy ghy dedet Tobias,Ga naar margenoot+
Oft ick noch viel inder vyanden hant,
Dat ick v mach belijden,Ga naar margenoot+
O mijn Heer en Coninck vailliant,Ga naar margenoot+
Wilt vast op my vertrouwen,Ga naar margenoot+
Ken verlaet v nemmermeer,
Op mynen wech sal ick v houwen,Ga naar margenoot+
Sy ghy blijft by mijnder leer,Ga naar margenoot+
Ick sal by v zijn in water en vier,Ga naar margenoot+
Wilt niet meer tot Babel keeren,
maer secht de werelt adieu.
Adieu ghy boose werelt blint,Ga naar margenoot+
Adieu mijn vrienden al,Ga naar margenoot+
Adieu die my niet meer en kent,
Adieu om Christus weghen smal,Ga naar margenoot+
Adieu den tijtlicken schat,Ga naar margenoot+
Adieu ick moet gaen wandelen,Ga naar margenoot+
Naer die nieuwe hemelsche stat.
|
|