Een Christelicke waerschouwinge
(1577)–Albert Verspeck– Auteursrechtvrijvoor alle menschen, hoe sy der werelt, de sonden, de lust des vleeschs, sullen schouwen ende mijden, wat den loon der sonden sy, en hoe sy haer moeten met Israel wt dat blinde, verkeerde Egipten, leyden laten...
[Folio D2v]
| |
op die wijse
| |
[Folio D3r]
| |
Wy worden soo zeer ghehaet,
Bespot in desen leuen,
Om Christus dat edel zaet,Ga naar margenoot+
Die Fonteyne hooch verheuen,Ga naar margenoot+
Worden wy veracht versmaet,
Van deen stadt in dander gheiaecht,
Als ketters en verleyders beclaecht.
V woort O Heere goet,
Moghen wy niet vertellen,Ga naar margenoot+
Deen dreycht on metter doot,
Dander verdoemt ons totter hellen,
Ghebonden op die pijnbanck,
Stom als een Lam is onsen ganck,
Aenden staeck ghestelt, leuent verbrant.
O Heere onse Vader,Ga naar margenoot+
Wilt ons ghenadich wesen,Ga naar margenoot+
Verlost v kinders alle gader,
En laet ons toch geen weesen,
Wast af ons traenkens al,
Helpt ons wt dit gheschal,
Want Heere desen wech is smal.
Och ghy mijn schaepkens al,Ga naar margenoot+
En wilt v niet verpletten,Ga naar margenoot+
Als is den wech seer smal,
Ick sal u tot my trecken,Ga naar margenoot+
mijn armen zijn opgedaen,Ga naar margenoot+
Coemt wilt blijschap ontfaen,Ga naar margenoot+
In dat eewighe leuen suldy gaen.Ga naar margenoot+
Verblijt v nv altsaem,Ga naar margenoot+
O ghy mijn Crijgherinne,Ga naar margenoot+
Doet blinckende cleederen aen,
| |
[Folio D3v]
| |
Ga naar margenoot+Laet mijn licht van v schijnen
Ga naar margenoot+Vreest Duyuel, hel noch doot,
Ga naar margenoot+Want ick quam in uwen noot,
Ga naar margenoot+En vergoot voor v mijn bloet so root.
Ga naar margenoot+Den torn heb ick ghestilt,
Ws vaders hooch verheuen,
Ga naar margenoot+Ick ben die fonteyn, wie wilt
Ga naar margenoot+Die drinct, sal eewich leuen,
Ick heb den Goliath voorwaer,
Ga naar margenoot+Die v beschimte daer
Overwonnen dit is claer.
Ick ben den naghel Iaels,
Die Sisaram thooft nagelde,
Ga naar margenoot+Die mijn schaepkens voor Baals,
Propheten bewaerde,
Ick heb den Leeu en Beer,
Ouerwonnen dit is cleer,
Die v soect te voeren van mijnder leer.
Mijn bloet is de roode Zee,
Ga naar margenoot+Daer duer ick v behielde,
Ick ben dat Hemelsche
Ga naar margenoot+Man, dat voor v neder viele,
Ga naar margenoot+Ick ben den herden steen,
Ga naar margenoot+Daer dat leuende water reen,
Wt vloot, coemt drinckt al gemeen.
Ick ben Simpson seer sterck,
Ga naar margenoot+Die de poorten der Hellen,
Nam wech, al wt haer perck,
Gingse op den bercch stellen,
Iacobs leer ben ick ghenaemt,
| |
[Folio D4r]
| |
Dus, duer my neemt uwen ganck,Ga naar margenoot+
Climt op ten Hemel, v vreucht ontfangt.Ga naar margenoot+
Ick ben den wech certeyn,
Die waerheyt en dat leuen,Ga naar margenoot+
Den wijnstock wt liefden reyn,Ga naar margenoot+
Die mijn rancxkens wtgelesen,
Bewaer al voor ghewelt,
Den vyant neder gheuelt,
In vrede voor mynen vader ghestelt.Ga naar margenoot+
Slecht en recht bewaert my
Heere.Ga naar margenoot+ |
|