Een Christelicke waerschouwinge
(1577)–Albert Verspeck– Auteursrechtvrijvoor alle menschen, hoe sy der werelt, de sonden, de lust des vleeschs, sullen schouwen ende mijden, wat den loon der sonden sy, en hoe sy haer moeten met Israel wt dat blinde, verkeerde Egipten, leyden laten...
Albert Verspeck, Een Christelicke waerschouwinge, voor alle menschen, hoe sy der werelt, de sonden, de lust des vleeschs, sullen schouwen ende mijden, wat den loon der sonden sy, en hoe sy haer moeten met Israel wt dat blinde, verkeerde Egipten, leyden laten.... z.n., z.p., 1577
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Utrecht, signatuur: F oct 1681 Br (Rariora)
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Een Christelicke waerschouwinge, voor alle menschen, hoe sy der werelt, de sonden, de lust des vleeschs, sullen schouwen ende mijden, wat den loon der sonden sy, en hoe sy haer moeten met Israel wt dat blinde, verkeerde Egipten, leyden laten... van Albert Verspeck in de eerste druk uit 1577.
redactionele ingrepen
Folio A3r en A3v: in het origineel ontbreken deze pagina's.
Folio A5r: noot 'a' ontbreekt in het origineel.
Folio A5v: ge- ghemoet → ghemoet: 'wiens ghemoet isser verslaeghen'.
Folio A6r: hoen → horen: 'en laet sy haer niet horen op der straten'.
Folio B6r: de kop ‘OP dat wy lieue vrienden’ is tussen vierkante haken toegevoegd.
Folio B6v: margenoot ‘g’ heeft in het origineel nootverwijzing ‘h’ gekregen. In deze digitale editie is dat verbeterd.
Folio A7r: ooren → oogen: 'ende sluyt uwe oogen voor dat claere licht der sonnen'.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (fol. A1v) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. A1r]
Een Christelijcke waerschouwinge, voor alle menschen, hoe sy der werelt, de sonden, de lust des vleeschs, sullen schouwen ende mijden, wat den loon der sonden sy, en hoe sy haer moeten met Israel wt dat blinde, verkeerde Egipten, leyden laten, door dat roode Meyr inder woestijnen comen, en wat vruchten sy daer genieten, hoe sy haer voort moeten dragen, teghen hare vyanden, strijdende ouerwinnen, om dat heerlicke Lant van beloften, dat eewighe leuen, met Josue ende Calep in te nemen en te besitten