Een Christelicke waerschouwinge
(1577)–Albert Verspeck– Auteursrechtvrijvoor alle menschen, hoe sy der werelt, de sonden, de lust des vleeschs, sullen schouwen ende mijden, wat den loon der sonden sy, en hoe sy haer moeten met Israel wt dat blinde, verkeerde Egipten, leyden laten...
op de wijse ick hoorde de basuyne blasen.
Ga naar margenoot+COemt van Suyden en van Oosten,
Van Noorden, van Westen al te saem,
Ga naar margenoot+Coemt wilt v al vertroosten,
Ga naar margenoot+Coemt laet ons naer Ierusalem gaen,
Een Stadt seer hooch verheuen,
Ga naar margenoot+Wten Hemel neder ghedaelt,
Ga naar margenoot+Een Fonteyn is daer ghegeuen,
Ga naar margenoot+Daer by elck een mach leuen,
Ga naar margenoot+Coemt drinct om niet, tis al betaelt.
Ga naar margenoot+Coemt ick wil v die vrouwe toonen,
Die bruyt des Lams, die heylighe Stadt,
Ga naar margenoot+Dat nieu Ierusalem wt Gods troone,
Is neder gedaelt, ick segt v plat,
Ga naar margenoot+Het Lammeken is daer gheslaghen,
Ga naar margenoot+Dit maeltijt is daer bereyt,
Dus en soeckt gheen vreemde laghen,
Ga naar margenoot+Dus en soect gheen vreemde laghen,
Maer begint naer den wech te vraghen,
Eer v den vyant te neder leyt.
| |
[Folio C5r]
| |
Die Basuyn wort daer gheblasen,Ga naar margenoot+
Te Ierusalem maect v ten crijch bereyt,
Voor uwen vyant wilt niet versaghen,Ga naar margenoot+
Aengrijpt den Helm der salicheyt,Ga naar margenoot+
En wilt vroomlick strijden,
Met dat sweert des Geestes fijn,
Wie ouerwint die sal verblijden,Ga naar margenoot+
Hier naer gecleet met witter zijden,
Claerder blincken dan die Sonne schijn.
Gaet in door die enghe poorte,Ga naar margenoot+
Dat rijcke der hemelen lijt ghewelt,Ga naar margenoot+
Smal is den wech aen allen orde,Ga naar margenoot+
Maer een voet breet, so die Scriftuer vermelt
Het Lammeken dat heeft gestreden,Ga naar margenoot+
Vanden begin der werelt hoort,
Ouerwonnen met alle zijn lede,
Abel die wert vertreden,Ga naar margenoot+
Van Caim synen broeder vermoort.
Noach die prediker des Heeren,Ga naar margenoot+
Wert behouden in die Arcke voorwaer,
In Sodoma die quade temteerden,Ga naar margenoot+
Den vromen Loth met onghenaey,
Abraham ginck dolen met sorghen,Ga naar margenoot+
Woonde in hutten op een vreemt lant,
Esau wilde Iacop verworghen,Ga naar margenoot+
Maer Rebecca ginck hem verborghen,
En moeste vluchten tot in Haran.
Ioseph wort van zijn broeders alle,Ga naar margenoot+
In den cuyl gelaten met grooten haet,
Pharo doet dooden met groot getalle,
In Egipten, al wat manlick wert gebaert,Ga naar margenoot+
| |
[Folio C5v]
| |
Socht Gods volck te vercleenen,
Ga naar margenoot+Met sware lasten aen elcken cant,
Iosue en Calep wildemen steenen,
Als sy tvolck vrymoedicheyt leerden,
Om in te nemen het beloefde lant.
Ga naar margenoot+Achimelech spijsde in nooden,
Den Prophete Dauid al metter spoet,
Sauwel dede hem daerom dooden,
En vijfentachentich vergoten haer bloet,
Sacharias wilt hem niet schamen,
Ga naar margenoot+Te straffen den Afgoden dienst,
Met toornicheyt sy al tot hem quaemen,
Met steenen sy zijn leuen benamen,
En brochten hem so ter door met vliet.
Ga naar margenoot+Dauid wert veruolcht aen allen zijden,
Van Sauwel en Absalom zijn eygen kint,
Ga naar margenoot+Ieroboam wilt den man Gods niet lijden,
Hy grijpt naer hem, maer zijn hant verdwijnt,
Ga naar margenoot+Nahas wilde re rechte oogen,
Van Godes volck wtsteken fel,
Ga naar margenoot+Iesabel en wil niet ghedooghen,
Al die haer knien niet en booghen,
Voor Baal al op den Berch van Carmel.
Ga naar margenoot+Als Michea de waerheyt propheteerden,
Gheuangen, gheslagen, so wert hy ras,
Ga naar margenoot+Nabot moeste steruen door valsche reden,
Ga naar margenoot+Ieremias inden cuyl also ick las,
Ga naar margenoot+Vrias die moeste vluchten,
Noch steruen door dat sweert,
Ga naar margenoot+Amos ginckmen betuchten,
Voor den Coninck met quaey geruchten,
Om dat hy die waerheyt propheteert.
| |
[Folio C6r]
| |
Die drie Ionghelingen tsamen,Ga naar margenoot+
Den vierighen ouen was haer bereyt,
Daniel aenbadt God naer tbetamen,
Inden cuyl der Leeuwen wert hy geleyt,Ga naar margenoot+
Achor die wert ghebonden,Ga naar margenoot+
Handen en voeten aen eenen boom,
Tobias ick moet vermonden
Vele al naer zijn leuen stonden,Ga naar margenoot+
Om dat hy ouer al begroef de doyen.
Eleasar heeft moeten strijden,Ga naar margenoot+
En de seuen broeders hoort mijn vermaen,Ga naar margenoot+
Om haers vaders wet moesten sy lijden,
De moeder en is niet vryghegaen,
Susanna die wert beschuldicht,Ga naar margenoot+
Door loose boeuen opstinaet,
Herodes seer onuerduldich,Ga naar margenoot+
Doet dooden, de kinderkens ontschuldich,
Int bethlehem door quaden raet.
Herodas doet Ioannes vanghen,
Inden Kercker doet hy zijn hooft af slaen,Ga naar margenoot+
Die Pharizeen hebben met verlanghen,
Christum Iesum naer zijn leuen ghestaen,Ga naar margenoot+
Bespot, ghegeesselt, gheslaghen,
Gheuangen, bespogen, ghecroont,
Tusschen twee moorders, ick moet gewagenGa naar margenoot+
Onse smerten heeft hy ghedragen,Ga naar margenoot+
Aent hout des Cruycen wert hy doorwont.
Oock dedemen Iacobus dooden,
Het welck den Ioden wel behaecht,Ga naar margenoot+
Petrus en is oock niet ontuloden,
Met ketenen gebonden onuersaecht,
| |
[Folio C6v]
| |
Ga naar margenoot+Die Ioden zijn by een ghelopen
Teghen Stephanum tsamen vereent
Als hy wt vierigheyt heeft gheropen
Siet ick sie den Hemel oopen
So hebben sy hem ter doot ghesteent.
Ga naar margenoot+Paulus was van God vercooren
Ga naar margenoot+Om te preken dat Euangelium goet
Veel cruys lijden quam hem te voren
Ga naar margenoot+War in hy verblijt wt liefden soet
Ga naar margenoot+Hy wert veruolcht in allen staten
Oock leet hy schipbrekinghe voorwaer
Ga naar margenoot+Ouer de mueren wert hy ghelaten
Ende ghesleypt achter straten
Noch leerde hy int openbaer.
Ga naar margenoot+Siet mijn vrienden al te samen
Sulck een voorbeelden hebben wy
Die daer vrymoedich sonder schamen
Den wech des leuens betraden vry
Dus wilt v met hen begheuen
Ga naar margenoot+Christus Cruyce neemt op met vlijt
Soeckt en staet naer deewich leuen
Paulus die heuet aenghewesen
Ga naar margenoot+Door lijden coemtmen int Conincrijck.
Christus spreeckt tot zijn huysghenoten
Ga naar margenoot+De werelt sal v haten ouer al
Ga naar margenoot+Rontom Ierusalem wort vergoten
Dat bloet der dienaren van Gods ghetal
Den draeck die ghinck beloncken
Ga naar margenoot+Schiet naer die vrouwe eenen stroom
De Coninghen zijn gheworden droncken
De Hoer van Babel heeft haer geschoncken
Ga naar margenoot+Dat bloet der heyligen in haren troon.
| |
[Folio C7r]
| |
Wie hier Godsalichlick wil leuen,Ga naar margenoot+
Tveruolch en tcruys dat coemt hem aen,
Tgeloof is niet alleen ghegeuen,Ga naar margenoot+
Maer oock te lijden om Christi naem,
Het oordeel moet eerst beginnen,Ga naar margenoot+
Aen Gods wtuercorene soet,
Tribulatie wilt die versinnen,Ga naar margenoot+
Sal den vyant ouer ons volbringen,
Als tgout int vier worden wy beproeft.Ga naar margenoot+
Voor Coningen moeten wy belijden,Ga naar margenoot+
Christum Iesum ghebenedijt,
Ghecoort, gebonden aen allen zijden,
Inden kercker gegeesselt met grooten strijt,
Als schaepkens onder de woluen,Ga naar margenoot+
Ter slachtbancken worden geleyt,
Siet den Draeck is op ons verbolghen,Ga naar margenoot+
Sijn leden gaen ons veruolgen,
Om ons te dooden als Dauid seyt.Ga naar margenoot+
O Heer ghy zijt verheuen,Ga naar margenoot+
Ons sterckte die ons in noot bystaet,
Daerom willen wy niet beuen.Ga naar margenoot+
Noch vreesen die als hoy vergaet,
En wil v toch niet schroemen,Ga naar margenoot+
Broeders en susters in noot,
Wie can ons nv verdoemen,
Christus heuet al ouerwonnen,Ga naar margenoot+
Hel, duyuel, ende daer toe doot.Ga naar margenoot+
So spreect de Heere wilt versinnen,Ga naar margenoot+
In water en vyer, sal ick by v zijn,
Dat v de stromen niet en verslinnen,
Noch de vlam en verstick op dit termijnGa naar margenoot+
Ghy wormken Iacobs wilt niet vreesen,
| |
[Folio C7v]
| |
Gy arme hoopken Israels,
Ga naar margenoot+Ick ben v saligheyt ghepresen,
Het licht des leuens wtgelesen,
Ga naar margenoot+En vreest niet tgeslachte Iesabels.
Ga naar margenoot+O Sion wilt v verblijden,
Ga naar margenoot+In lijden so hoort des Heeren stem,
Christus coemt v te gemoet rijden,
Ga naar margenoot+Gaet wt ghy dochters Ierusalem,
Vwen Coninck die coemt v tegen,
Ga naar margenoot+Hy ontfangt v blijdelick,
Hy schenct v dat eewich leuen,
Ga naar margenoot+Vwen naem die staet gheschreuen,
Int boeck des leuens alle ghelijck.
|
|