114
Tante Berta staat te harken in haar tuintje en dribbelt naar het hek als ze ons langs ziet komen. Britt-Marie vertelt dat ze met mij meegaat naar Holland.
‘Och kindje toch!’ zegt tante Berta, en meteen kijkt ze weer zo zielig. Of ze medelijden met haar heeft. Of het een straf voor Britt-Marie is dat ze naar zo'n landje moet.
Tante Berta zal het wel niet vertrouwen daar in Holland. Ze zal wel denken dat Britt-Marie er honger moet lijden. Of dat het er nog steeds gevaarlijk is, dat je er overal op mijnen kan trappen. Of dat er nog moffen in de bossen verstopt zitten die kindertjes dood kunnen schieten. Weet ik veel wat die tante Berta allemaal denkt.
Nu begint ze Britt-Marie te omhelzen, klop klop klop op de schouderbladen en ajeu ajeu ajeu en daarna omhelst ze haar moeder op precies dezelfde manier. Klop klop klop, misschien zie je je dochtertje wel nooit meer terug.
Ik hol de tuin uit voordat tante Berta aan mijn schouderbladen kan beginnen. Ik laat me door haar niet meer kloppen en beklagen. Ik wil geen medelijden meer omdat ik in een land woon met prikkeldraad en bunkers en lege plekken in sommige straten en weinig in de winkels en mensen zonder vet.