112
Voor het eerst gaat Britt-Maries moeder met ons mee naar de stad. Britt-Marie heeft nog een nieuwe plooirok nodig voor de reis. Bij een deftige damesklerenwinkel past ze er een. Een geruite. Hij hangt tot net boven haar knieën. Er zit een smalle zoom in. Ze trekt de band naar voren en haar buik naar binnen. Haar andere hand kan net in de opening.
‘Hij zit lekker,’ zegt ze en ze trekt haar buik nog verder in. Nu kan ze haar hand zelfs een beetje bewegen in het gat.
‘Mooi zo,’ zegt haar moeder. ‘Lagom.’
De winkeljuffrouw zegt ook dat de rok lagom zit.
Lagom kan ik niet in het Nederlands vertalen, maar ik weet precies wat het betekent, want de mensen gebruiken het hier om de haverklap. Lagom is niet te groot en niet te klein, maar net lekker. En net lekker is een heel klein beetje aan de grote kant, maar niet op de groei.
In Nederland zou je nooit een rok kopen die lagom zit. Bij ons moet alles op de groei zijn. Hier niet. Britt-Marie krijgt de rok. Hij hoeft niet eens verkort.
Als er in Zweden oorlog was geweest, dan hadden ze al die tijd geen lagom kunnen zeggen. Niks is lagom in de oorlog. Kleren zijn te klein of te groot, er is te weinig hout en te weinig eten en te veel gebombardeer. Lagom is een woord dat bij de vrede hoort. Een luilekkerlandwoord.