108
Britt-Marie wil weten wat ze allemaal voor kleren mee moet nemen naar Holland.
‘Niks bijzonders,’ zeg ik, ‘maar wel twee badpakken.’
‘Twee, waar is dat nou voor nodig?’ zegt ze. ‘Ik heb er niet eens twee.’
‘Ik wel,’ zeg ik, ‘een voor zwemmen en een voor zonnen.’
‘Dan zwem ik wel in mijn blootje,’ zegt ze.
‘In je blootje?’
‘Ja, waarom niet? Ik zwem veel liever zonder badpak dan met.’
‘En je doet er altijd een aan.’
‘Dat doe ik om jou gezelschap te houden. Maar als jij er niet bent dan zwem ik vaak zonder badpak. En we deden het toch laatst ook op dat eiland?’
‘Ja,’ zeg ik.
‘Alleen jij deed het niet,’ zegt ze.
‘Ik ben het niet gewend, dat blote gedoe.’
‘Het is toch niks bijzonders. Lekker makkelijk zonder zo'n kledderig badpak.’
‘Maar al die grote mensen.’
‘Weet je dan niet hoe grote mensen eruitzien in hun blootje?’
‘Nee.’
‘Had je nog nooit blote mensen gezien?’
‘Nee.’
‘Wat raar,’ zegt Britt-Marie.
Dat zij dat raar vindt!