104
‘Ik weet wat de mensen hier in Zweden zeggen als de gasten weggaan,’ zeg ik tegen Britt-Marie en Ulf. ‘God zij dank!’
‘Hoe kom je daar nou bij?’ vraagt Britt-Marie.
‘Dat zegt een klein jongetje in mijn leerboek, maar het is een mopje.’
‘Stom mopje,’ zegt Ulf.
‘Ik weet wat Ulf gaat zeggen als jij weggaat,’ zegt Britt-Marie.
‘Fan!’ zegt Ulf.
Ik voel mijn wangen rood worden en ik lach maar een beetje.
Dan zegt Ulf: ‘En ik weet wie er nog harder fan gaat zeggen. Je begrijpt zeker wel wie ik bedoel?’
Ik haal mijn schouders op. Ulf begint te grinniken.
‘Weet je het echt niet?’
Als ik weer geen antwoord geef zegt hij ‘Jan zegt fan’.
‘Ja ja,’ zeg ik, ‘zeker omdat het rijmt op zijn naam.’
‘Nee sufferd!’ zegt Ulf en nu grinnikt hij nog harder. ‘Weet je nog hoe zwartziek hij was toen we terugkwamen met zijn boot?’
‘Hij zei niks,’ zeg ik.
‘Wat moest hij dan zeggen?’
‘Fan natuurlijk!’ zeg ik.