98
Oma heeft me een brief in het Zweeds geschreven. De woorden zijn heel ingewikkeld gespeld en ik begrijp lang niet alles. Ik laat de brief aan Britt-Marie lezen. Zij begrijpt wel alles. Het lijkt de bijbel wel, zoals jouw oma schrijft, zegt ze.
Dan ga ik zelf in het Zweeds in mijn dagboek schrijven. Maar ik merk wel dat er een groot verschil is tussen schrijven en praten. Als ik praat kan ik het meeste wel tegen Britt-Marie zeggen met een beetje hulp van mijn handen, maar als ik schrijf moeten de woorden alles in hun eentje doen. En ik weet ook niet zo goed hoe je ze allemaal spelt, want er zijn er een heleboel die ik wel al vaak heb gehoord en gezegd maar nog nooit op papier heb gezien.
Als ik klaar ben geef ik mijn dagboek aan Britt-Marie. Ik zie haar ogen heen en weer langs de regels gaan. Ik zie dat ze aldoor haar wenkbrauwen optrekt. Ik hoor haar een paar maal snuiven. Dat deed ze niet bij oma's brief. En oma's Zweeds was nog wel zo ouderwets en het mijne is modern.. Er zit bijna een halve eeuw tussen. En ik schrijf zoals ik praat. Dat moet toch veel gemakkelijker zijn dan de bijbel.
‘Hier,’ zegt Britt-Marie en ze geeft me het dagboek terug.
‘Wat vond je ervan?’ vraag ik.
‘Ik weet het niet,’ zegt ze en ze haalt haar schouders op. ‘Als je praat snap ik je wel, maar als je schrijft kan ik er geen wijs uit worden.’