97
Er zijn hier helemaal geen spiegels. En nu ben ik bijna vergeten hoe ik eruitzie. Alleen die stomme foto van mezelf met dat uitgegroeide slipovertje aan heb ik ergens zien liggen. Ik snap niet dat we die foto gestuurd hebben. Ik zie er minstens even lijzig op uit als Britt-Marie op die van haar. Ik ben heel benieuwd of mijn gezicht nog net zo lijzig is en of er geen gekke dingen mee zijn gebeurd.
Mensen hebben wel eens iets zonder dat ze het zelf weten. Ik kan wel een rood oog hebben, het ene prikt een beetje. In Nederland zou iedereen er meteen iets over zeggen. ‘Wat heb jij een rood oog!’ zouden ze roepen. Hier zegt niemand iets. Hier zeggen ze niet eens iets als iemand dood is gegaan. Mijn oog begint steeds erger te prikken.
‘Is mijn oog soms rood?’ vraag ik aan Britt-Marie.
‘Nee hoor,’ zegt ze.
Gelukkig, ik heb geen rood oog. Maar misschien heb ik wel zwarte kringen onder mijn ogen omdat ik hier zo weinig slaap. Daar zeggen ze thuis ook vaak iets over.
‘Heb ik zwarte kringen onder mijn ogen?’ vraag ik aan Britt-Marie.
‘Nee, helemaal niet.’ zegt ze zonder naar me te kijken. ‘Wat zeur jij toch over je gezicht.’
‘Er zijn hier geen spiegels,’ zeg ik.
‘Die hebben we hier buiten niet nodig,’ zegt Britt-Marie.