84
Ik kan gewoon niet begrijpen dat die bloterik van dat kannibaleneiland dezelfde was als de aangeklede man die bij ons aan tafel zat en mij vroeg hoeveel inwoners Haarlem heeft.
Nog maar twaalf uur geleden holde hij joelend rond in zijn nakie en dook hij als een kaarsrechte streep het meer in. En hij zwom met zo'n spatterige vlinderslag en riep stoere dingen naar iedereen. En nu wil hij weten hoeveel mensen er in Haarlem wonen!
Als hij nou iets had gevraagd over de Noordzee, of je daar lekker in kan zwemmen, dan had ik kunnen vertellen dat wij daar vaak huizehoge golven hebben. Dat je daar doorheen moet duiken als je niet kapot gebeukt wil worden op de scherpe schelpen. En ik had kunnen vertellen dat je niet te ver uit mag zwemmen, want dat je dan in een draaikolk terechtkomt en ik had kunnen vertellen over de kwallen met hun lange prikarmen, dat het net brandnetels lijken, maar dat niemand zich daar iets van aantrekt in Holland.
En als de zee een keertje rustig is, had ik gezegd, dan kan je zo maar op je rug liggen deinen met een boek, want zout water lijkt wel een matras.
Al die dingen had ik hem willen vertellen als ik het gekund had in het Zweeds.