79
Koffie? hoor ik roepen.
Van alle kanten komen mensen op de manden en tassen af. Er wordt eten en drinken te voorschijn gehaald. Thermoskannen en limonadeflessen en pakjes met boterhammen en bakjes met opgerolde pannekoeken.
Ik krijg frambozenlimonade en een pakje brood voor mij alleen.
De boterhammen zijn niet dubbelgeklapt maar open. Ze liggen op elkaar gestapeld met papiertjes ertussen. Overal zit dubbel beleg op, worst met komkommer en kaas met tomaat en leverpastei met augurk. En op de pannekoeken zit een dikke laag zachte suiker. Ik schrok alles op en toch eten al die anderen nog vlugger dan ik. En ze kijken erbij of het allemaal doodgewoon is.
Na het eten neem ik Britt-Marie mee naar mijn steen in
het water. Zij past er ook in. Ze vindt hem ook lekker zacht. Ik vraag of we hier nog een keer naar toe gaan. Dat weet ze niet. Het meer is zo groot en er zijn zo veel eilandjes.
‘Zijn jullie dan nooit eerder op deze plek geweest?’
‘Nee, en misschien is dit wel de enige keer.’
‘De enige keer? Hoe kan dat nou? Dit is een plekje om elke keer weer naar toe te gaan. Je hele leven lang.’